Collega Martin staat op van achter zijn bureau, strekt zijn rug en roept op luide toon: ‘Sluit allemaal jullie programma’s af en schakel de computer uit. Berg je spullen op. Sluit laden en kasten. Blijf zitten en wacht op verdere instructies.’
Verbaasd kijken we op van achter onze schermen en staren hem schaapachtig aan. Wat heeft hij nou ineens? Martin loopt achter zijn bureau vandaan. ‘Nu alles afsluiten! Spullen opruimen, laden en kasten dichtdoen en dan afwachten!’ herhaalt hij, ditmaal op dwingender toon.
Ik kijk één voor één mijn collega’s aan, maar niemand lijkt onder de indruk te zijn. Martin tovert ineens iets felroods tevoorschijn. Een kunststof band die hij over zijn bovenarm schuift. Die rode doek die nu op zijn biceps zit heeft vast een speciale betekenis, spookt het door mijn hoofd.
Het kan geen kwaad om op dit punt toch maar te verklappen dat vlak voordat Martin vreemde commando’s onze kant uit begon te spugen, er plotseling een vreemd, jankend geluid door de kamer begon te gillen. Het brandalarm. Dat geluid lijkt heel in de verte op de sirene die soms jankend door de wijk schalt en die aangeeft dat er acuut gevaar dreigt. Behalve dan als het op een bepaalde dag op een bepaalde tijd klinkt. Want dan is alles veilig. Zeggen ze althans en dat hopen we dan maar.
Die rode doek, die maakt toch wel indruk op mij. Ik kijk de kamer rond. Iedereen gaat onverstoorbaar verder met wat hij of zij aan het doen is. Martin’s stem klinkt wat geïrriteerd als hij zijn mededeling, nu met nog meer nadruk, of is het moedeloosheid, herhaalt. Ineens heb ik het door. Dit is natuurlijk een oefening. En hij wordt straks afgerekend op het feit dat wij allemaal tegendraads door blijven werken.
Dat vind ik toch wat lullig voor hem. Ik besluit het hem niet moeilijker te maken dan het al is. Braaf ram ik herhaaldelijk op ALT F4 om alle programma’s te sluiten, en dat zijn er nogal wat. Ik was juist blij dat ik eindelijk alles in de lucht had, want ik heb een nogal trage bak op het werk. Die heeft daar heel wat tijd voor nodig. Zo ook voor het afsluiten. Alle programma’s stoppen en daarna de “final” ALT F4 om Windows af te sluiten kost al snel meerdere minuten.
Vandaar dat mijn gedachten in de tussentijd afdwalen. Naar de tijd dat ik bij een grote bank werkte. Daar bleek ik recht onder een luidspreker te zitten die daar in het plafond zat. Ik kreeg zowat een hartstilstand toen het ding een keer afging. Kei en keihard! Ik kon mij niet verstaanbaar maken, niet eens vragen wat die herrie te betekenen had. Dus keek ik argeloos om mij heen. Ook daar ging gewoon iedereen door met werken alsof er niets aan de hand was. Eén collega slenterde naar het toilet. Een tweede naar de printer. Een ander begon op zijn dooie akkertje één voor één de schuifdeuren van al onze kasten te sluiten. Tenslotte zei iemand toen de herrie eindelijk was gestopt: ‘Zullen we dan maar gaan?’
Dit brandalarm loeit echter nog steeds. Martin maant de aanwezigen aan mee te werken. Juist op het moment dat het laatste programma op mijn PC zichzelf spontaan afsluit. Dan wordt het ineens doodstil. Het brandalarm zwijgt.
Martin zakt in. Alsof de spieren die hem al die tijd rechtop hebben gehouden er ineens geen zin meer in hebben. Op zijn gezicht verschijnt iets dat als berusting kan worden uitgelegd. Hij trekt de rode band van zijn arm, draait zich langzaam om en sjokt moedeloos terug naar zijn bureau.
“Windows wordt nu afgesloten” verschijnt er op mijn scherm. Daarna wordt het beeld zwart en komen de ventilatoren in mijn PC ratelend tot stilstand. Ik kijk de kamer rond. Iedereen werkt ongestoord verder. ‘Zal ik dan maar koffie gaan halen?’ bied ik lusteloos aan, terwijl ik met een ietwat rood aangelopen hoofd mijn PC weer inschakel.