Geachte heer. Onlangs deed ik mee aan uw fotowedstrijd. Omdat ik geen onaardige plaatjes schiet, achtte ik de kans dat ik in uw blad zou verschijnen nogal groot in. Groot was mijn verbazing dan ook toen een minder kwalitatieve foto van heel iemand anders op de middenpagina prijkte. Ik kan u vertellen, ik heb heel wat uit te leggen gehad in het café bij ons om de hoek. Nu kan ik daar nog wel mee leven, maar wat mij een beetje tegenvalt van u, is dat u mijn foto’s niet heeft teruggestuurd.
In uw oproep van iets meer dan een maand geleden en waarin u mensen verzoekt foto’s in te sturen, geeft u duidelijk aan dat ik een aan mijzelf geadresseerde, voldoende gefrankeerde enveloppe moest meesturen. Welnu, dit heb ik gedaan. Wat mij verbaasde is dat u die onmiddellijk naar mij terugstuurde. Al de dag erna ontving in de enveloppe leeg van u terug. Vindt u dit niet zonde van de porto? Wilt u de foto’s soms persé houden, zodat u er in de toekomst uw voordeel mee kunt doen?
Ik wil u nog een laatste kans geven en stuur u daarom nogmaals een aan mijzelf geadresseerde, voldoende gefrankeerde enveloppe toe. Die heb ik tegelijkertijd verzonden met de brief die u nu leest.