Geplaatst op

Column: Belangeloze medewerking

Ben jij bereid iets voor iemand te doen, zonder dat je er zelf beter van wordt? Ben jij bereid iemand te helpen, zonder dat je er voordeel bij hebt? Ben jij bereid belangeloos je medewerking te verlenen? Ik hoop van wel.

Eind 2000 had ik nog een stapeltje restaurantbonnen liggen. Bij een vorige werkgever gekregen na een succesvol afgerond project én door tussen 31 december 1999 23:59 en 1 januari 2000 00:01 op het werk aanwezig te zijn om mogelijke millenniumproblemen het hoofd te bieden.

Het waren bonnen die alleen gebruikt konden worden in luxe en dus dure restaurants. Bonnen ter waarde van driehonderd gulden. In ieder geval voldoende om het voorgerecht mee te betalen, zou je zeggen.

Ik zou die driehonderd gulden liever aan iets anders besteden en de “houd­baarheidsdatum” van de bonnen was beperkt, en dus informeerde ik of er misschien collega’s waren die ervan hielden om lekker uit eten te gaan. Nou, liefhebbers, die waren er genoeg.

Wilde iemand dan misschien mijn bonnen overnemen? Want als je toch regelmatig uit eten gaat, dan is het toch een kleine moeite om voor één keer mijn bonnen uit te geven, in plaats van te betalen met geld dat op je eigen rekening staat?

Nou, het was geen kleine moeite, het was zelfs te veel moeite. Enkele mensen verdronken al in de bonnen, dus was het begrijpelijk dat die er geen trek in hadden. Andere mensen gingen niet naar de restaurants die de bonnen accepteerden. Ook begrijpelijk. Een enkeling was bereid te helpen met het vinden van een oplossing. Bij hen zag ik wel een vreemde twinkeling in de ogen verschijnen.

Al snel werd mij gevraagd ‘hoeveel ik ervoor wilde hebben’. Pardon? Driehonderd gulden leek mij wel redelijk. Voor een aardige collega wilde ik heus wel een bonus van vijftig gulden aanbieden, maar niet op voorhand.

Vervolgens begon men te onderhandelen, alsof we bij de BCC stonden! Met als argument dat ik ‘in een restaurant niet voor driehonderd gulden aan ingrediënten krijg, maar veel minder, misschien maar voor honderd gulden.’

Ze van de hand doen voor honderd gulden, was uiteindelijk het enige “serieuze” bod dat ik kreeg. Ik geloofde mijn oren niet. In elke winkel waar je iets koopt zit een toeslag op het product. Logisch, winkels moeten blijven bestaan. Als ze niets verdienen, kunnen ze meteen de deuren sluiten.

Misschien denk ik te simplistisch hoor, maar of ik nu driehonderd gulden in een restaurant uitgeef, of voor driehonderd gulden bonnen koop en die vervolgens uitgeef, daar zit toch geen verschil in?

Maar nee, voor dat argument was men doof en met een tevreden grijns dropen ze af. De geldigheidsdatum lag slechts één maand in de toekomst, dus de verwachting was vast dat ik wel snel met een laag bod akkoord zou gaan. Onbegrijpelijk! Het enige dat ik wilde, was belangeloze medewerking. Zo groot is die moeite toch niet? Ontelbare keren heb ik platen- en boekenbonnen van anderen overgenomen. Als ik iemand daarmee hielp, waarom niet? Boeken en CD’s koop ik toch wel en zo hielpen we elkaar.

De restaurantbonnen zijn inmiddels in de prullenbak verdwenen. Ik heb ze niet voor een woekerprijs van de hand gedaan en ik was niet in de gelegenheid om de bonnen zelf te gebruiken. Jammer, zonde van het geld, maar ik laat me niet chanteren.