Het is mooi weer en Laura wil graag spelen in het kleine speeltuintje vlakbij oma’s huis dat we al wandelend zijn tegengekomen. Terwijl ze naar het grasveldje rent, op weg naar de andere spelende kinderen, neem ik plaats op een houten bankje. Half in de schaduw, daar is het net niet te warm. Laura heeft al meteen aansluiting bij enkele kinderen. Ze zitten met z’n allen in een draaimolen en zolang ze er niet kotsend uitkomt, vind ik het best.
Het voordeel van een speeltuintje waar nog meer kinderen zijn, is dat ik Laura niet bezig hoef te houden. Nog sterker, ze ziet me niet eens zitten, ze heeft het veel te druk. Ik pak de Psion zakcomputer uit mijn binnenzak en klap hem open. Terwijl ik af en toe een blik op de spelende kinderen werp, begin ik een verhaaltje in te tikken. Best wel lekker zo in de open lucht, zonnetje op mijn hoofd, zingende vogels om mij heen, een zacht briesje in mijn nek.
Een meisje van een jaar of tien, echt goed in het schatten van leeftijden ben ik niet, komt naast mij zitten. Ze likt aan een ijslolly. Nieuwsgierig kijkt ze naar mijn Psion, maar ik denk dat de lettertjes net te klein zijn om door haar gelezen te kunnen worden.
Ze kijkt me aan. ‘Is dat een zakcomputer?’
Ik knik.
‘Kun je er spelletjes mee spelen?’
‘Ja, dat kan, maar die staan er niet op. Ik speel geen spelletjes.’
‘O. Kun je ook e-mailen?’
‘Ja, dat kan het apparaat ook, maar dat doe ik er niet mee.’
‘Wat doe je er dan wel mee?’ vraagt ze verbaasd. Er blijft natuurlijk weinig over als je geen spelletjes speelt en niet e-mailt.
‘Ik tik verhaaltjes in.’
‘O.’
Ze springt van het bankje af en al likkend aan haar ijsje loopt ze het grasveldje op. Ik ga verder met mijn verhaal, maar een paar tellen later gaat het meisje opnieuw naast mij zitten.
Ze houdt haar hoofd een beetje schuin en kijkt me aan. ‘Ben je schrijver?’
Impulsief wil ik “ja” zeggen, maar dat doe ik niet. Ik denk kort na. ‘Nee, ik ben geen schrijver.’ Het doet een beetje pijn terwijl ik het zeg.
‘Maar je schrijft toch verhaaltjes?’
‘Dat doe ik als ik niet werk. Overdag doe ik wat anders en in mijn vrije tijd schrijf ik verhalen.’
Het meisje gaat er weer vandoor en laat mij peinzend achter op het bankje.
Ja, waarom ben ik eigenlijk geen schrijver? En als ik het nu niet ben, wanneer ben ik het dan wel? Zodra ik ervoor betaald word, of zodra ik mijn eerste boek heb uitgegeven, of zodra er een recensie is verschenen? Alles bij elkaar heb ik een hele berg columns en korte verhalen geschreven en ook twee lange verhalen die zo als boek kunnen worden uitgegeven. De verhalen zijn vast niet allemaal even leuk en even goed, misschien zit er zelfs troep tussen, maar gaandeweg leer ik beter schrijven.
Ik voel een glimlach op mijn gezicht verschijnen. Met een gevoel van trots besluit ik dat ik wel degelijk schrijver ben. En fotograaf, want ik maak best aardige foto’s van onder andere weersomstandigheden en landschappen. Ik klap mijn Psion dicht en stop hem in mijn binnenzak. Ik roep naar Laura dat we er vandoor moeten, het is bijna etenstijd. Een idee voor een nieuwe column borrelt en pruttelt inmiddels in mijn hoofd. Als schrijver maak je elke dag wel iets mee dat de moeite van het opschrijven waard is.