Geplaatst op

Column: Bezorgd

Heel even kon ik er om lachen. Heel even maar. Wat is er aan de hand? Eergisteren kreeg ik een kaartje in mijn handen gedrukt. Op visitekaartjes formaat, met de beste wensen erop. Ik gaf de krantenjongen wat geld en sloot de voordeur. Toen ik de woonkamer binnenliep, vroeg Elvira of het geen bedrieger was. Versuft keek ik naar het kleine kaartje. Het zag er echt uit, het voelde goed aan. Het was geen eigen brouwsel van een scholier met een PC.

Dat was dus eergisteren.

Gisteren deed niet ik maar Elvira open. Vlak daarna zag ik een nieuw kaartje bij de voordeur hangen. We plakken ze daar netjes boven elkaar, zodat we weten wie er al langs is geweest. Net als bij Flippo’s zijn dubbele niet gewenst, zeg maar. Ik zei voor de grap tegen Elvira: ‘Goh, die van jou lijkt verdacht veel op een kleurenkopietje.’ Altijd leuk, zo’n steek onder de riem.

Vandaag, een dag later, wordt er opnieuw aangebeld. Nooit eerder zijn wij zo populair geweest. Opnieuw doet Elvira open en vanuit de woonkamer vang ik flarden op van een felle discussie. En dus haast ook ik mij richting voordeur. Daar staat een jongen met een stapel reclamekrantjes over zijn onderarm gedrapeerd nogal nadrukkelijk uit te leggen dat wij altijd om een legitimatiebewijs moesten vragen.

Ondertussen wappert hij met een rood vodje. Een verkreukeld, viezig, half doorweekt papiertje dat – voor mij althans – onleesbare teksten bevat. De jongen druipt af. Zichtbaar hevig teleurgesteld.

Ik kijk Elvira vragend aan. Ze legt me uit dat hij de echte bezorger is, of dat althans beweert te zijn. Dat is het moment waarop ik heel kort – heel even maar – hevig moet lachen. Ze heeft gisteren dus wel degelijk een echt kaartje gehad, maar helaas wel van een bedrieger. Dat nieuws heeft die arme jongen van daarnet alleen in onze straat al bij zes andere huizen te horen gekregen. Hij was het er moedeloos van geworden. Van het zich steeds maar weer moeten verdedigen.

In het streekkrantje dat ons zojuist overhandigd is staat een waarschuwing. Jongelui – bedriegers – bellen aan en incasseren geld. Geld dat is bedoeld voor krantenbezorgers die dag in dag uit, weer en wind trotserend, allerlei kranten, krantjes en folders bezorgen.

Trap ik erin, dan is het “eigen schuld, dikke bult” staat er nadrukkelijk. O ja? En waarom dan? Er volgt een warrige opsomming: krantje A wordt gedaan door spreigroep Z (interessant, ik heb nooit geweten wat een spreigroep was), krantje B zit juist alleen bij de post, krantje C wordt al helemaal niet in Osdorp verspreid en krantje D is uiteraard van spreigroep Y.

Goh, dat ik daar geen erg in had! Dom, dom, dom. Misschien kunnen ze het volgend jaar even voor mij in een matrix zetten. Dat is eenvoudig af te drukken achterop op een visitekaartje.

Helaas is het zo dat ik af en toe de brievenbus hoor klepperen, maar dat de krantenjongen – tegen de tijd dat ik de voordeur heb bereikt – alweer enkele huizen verder is. ’s Morgens vroeg als ik in het donker met verkleumde handen de autoruiten sta te krabben, groet ik weliswaar een krantenjongen, maar dan heb ik wel wat anders aan mijn hoofd dan zijn signalement in te prenten.

Trouwens, hij bezorgt een ochtendkrant en wij hebben een avondkrant, dus ookal herken ik die knul, wat heb ik eraan? De meeste papiertjes liggen binnen op mijn deurmat. Geen idee wie ze daar heeft neergegooid. Postbode? Krantenjongen? Sinterklaas? Zo gaat dat tegenwoordig. Iedereen heeft haast, iedereen werkt, je mag al blij zijn als je je buren herkent.

Het is te triest voor woorden. Moeten we in Nederland een systeem met chipkaarten invoeren zodat krantenbezorgers aan het einde van het jaar geld op kunnen halen dat alleen hen toebehoort? Moet ik speciale apparatuur aanschaffen zodat ik een irusscan kan doen? Vingerafdrukken afnemen? DNA-test uitvoeren?

We hebben het hier om een paar losse guldens. Het wordt mij iets te kostbaar om een beveiligingsbeambte in te huren. In het krantenartikel stond gelukkig een duidelijk advies. Laat de jongen zich legitimeren. Elke bezorger heeft een “opdrachtbon” bij zich.

Er gaat een lampje bij mij branden. Dat is vast dat rode vodje waar die jongen van daarnet driftig mee stond te zwaaien. Tsjonge, dat is nog eens een waterdicht systeem!