Amper staat mijn stukje met ervaringen van één week woon-werkverkeer online (zie column ‘Weekje wwv’), of het is alweer raak. Af en toe, maar vooral vanmiddag, heb ik het idee dat ik een boksbal ben waar iedereen naar believen tegenaan mag meppen, zodra het hem of haar uitkomt. Ik hang toch maar een beetje aan het plafond te bungelen, dus zit je iets dwars, maakt niet uit wat, leef je gerust uit. Ben je klaar, dan loop je gewoon weer verder.
Voordat iemand erover begint, laat ik meteen vertellen dat ik weet dat ook ik fouten maak. Ook ik let niet altijd even goed op, mis weleens een verkeersbordje, of zie een fietser nog maar nèt op tijd. Maar ik kan wel zeggen dat ik de verkeersregels ken en zeer zéér ZEER defensief rijd.
Dit laatste is overigens wel iets anders dan naast je eigen auto slenteren terwijl die zichzelf met een sukkelgangetje over de klinkers voortbeweegt, of net zo lang bij een lege kruising blijven wachten tot er eindelijk WEL een auto aankomt (heb je dit laatste weleens meegemaakt? Nou, ik wel!).
Ik weet dat ik een goede, maar geen onfeilbare chauffeur ben. In vijftien jaar rijden geen enkele aanrijding veroorzaakt of schade aangericht. Ik ben zelfs onderscheiden! Dat was ik helemaal vergeten, tot ik vanmiddag per ongeluk aan mijn diensttijd terugdacht.
Je weet wel, die prachtige periode (uiteraard spottend bedoeld) van veertien maanden die iedere jongeman (nou ja, bijna iedere jongeman) vroeger verplicht moest meemaken. Voordat we een beroepsleger hadden.
Vroeger moest je, nu word je verleid met flitsende commercials waarin oorlog één groot avontuur lijkt en kameraadschap hoog in het vaandel staat. Ik wist niet dat defensie zich met fantasy bezighield. Maar goed, na al die maanden motorordonnans te zijn geweest, heb ik een “Onderscheidingsteken voor bestuurders van motorvoertuigen” gekregen. Ben ik toch wel trots op, ookal heb je er verder weinig aan als je bibberend van de kou op het perron van Amsterdam CS staat te wachten op treinen die niet zullen komen.
Terug naar De Boksbal. Ik ben hopelijk niet de enige die de verkeersregels kent. Alhoewel? Op dezelfde kruising waar eerder deze week iemand mijn portier probeerde te doorboren, kwam ik deze keer van de andere kant aanrijden. Nu had ik geen voorrang, maar ik moest voorrang verlenen. Dus wat doe ik in een vlaag van verstandsverbijstering? Juist, ik stop. Zomaar midden op de openbare weg.
Prompt doemt er een wit busje achter mij op, die meteen laat merken dat zijn claxon beter werkt dan zijn remmen. Denkt hij misschien dat ik voor de lol midden op het asfalt stil ga staan? Heeft iemand hem verklapt dat ik er elke dag door zijn schoonmoeder speciaal op uitgestuurd word om hem dwars te zitten?
Witheet van woede vervolg ik mijn weg. En ik ben niet vaak kwaad, echt waar, daar moet je echt flink moeite voor doen. Nu was het mij allemaal net iets te veel. Hardop scheldend – en nee ik heb geen handsfree dus schreeuwde ik echt tegen mezelf – reed ik verder.
Is de hele wereld soms imbeciel geworden? Moet ik mij steeds maar aanpassen aan wat anderen willen, met het gevaar dat ik zelf een ongeluk veroorzaak?
Ik toeter zelden. Inschatten hoe de situatie is, zich gaat ontwikkelen en daarnaar handelen, vind ik veel effectiever. Ontwijken of remmen om een botsing te voorkomen vind ik slimmer dan toeteren en expres mijn snelheid behouden alleen maar om mijn gelijk te bewijzen.
Als ik voor elke keer dat ik succesvol anticipeer een airmile krijg, zit ik zo een maand lang heerlijk in de zon op een strand in Australië. Maar nee, zodra iemand een seconde te laat bij zijn file aan dreigt te komen, is dat blijkbaar voldoende reden om zijn ongeduld op onbeschofte wijze op mij af te reageren. Nou, ik heb er geen zin meer in om als rijdende boksbal te fungeren. Volgende week doe ik verslag in “A9 (A-nine): the battle”.
Update: dat laatste is er niet meer van gekomen, ik maak ineens bat weinig gekke dingen mee in het verkeer :-)