Mijn eerste column van dit jaar moet natuurlijk over de Euro gaan. Nu doen we er nog wat lacherig over, of spuien we ons ongenoegen, maar heel veel later kunnen we – misschien zelfs met een beetje trots – vertellen dat wij het nog hebben meegemaakt. Een historische gebeurtenis. De dagen van “de eerste keer”.
Want: enkele weken geleden, half december afgelopen jaar, heb ik voor het eerst euromunten in handen gekregen (zie de twee columns Euromunten en Eurobiljetten).
Vervolgens op één januari van dit jaar voor het eerst eurobiljetten gepint. Daarna heb ik de eerste – zei het kleine – eurotransactie uitgevoerd, waarbij ik mijn allereerste euromunt heb uitgegeven.
Vlak daarna heb ik voor het eerst een eurobiljet uitgegeven. En vanmiddag heb ik voor de eerste keer een bedrag in euro’s betaald met mijn pinpas en hoewel de handeling niet verschilde van vorig jaar in guldens, voelde het toch anders aan.
Heel lang kende ik de euro alleen als een papieren waarde van mijn beleggingen in aandelen. Nu is het ineens écht geld geworden. Het zit in mijn eigen beurs.
Weet je wat mij deze week opviel? Mensen gedragen zich anders dan anders. Direct op één januari viel het mij op. Dat zit zo. Voor het eerst deden wij niet mee met de jaarlijkse “collectieve volksverhuizing”. Aangezien er weer een heel nieuw jaar voor ons lag, leek het volstrekt onzinnig om onszelf te straffen met de verplichting om persé op deze ene dag allemaal familieleden nieuwjaar te gaan wensen.
In vroeger tijden stonden wij voor dag en dauw op, om via een vrijwel verlaten snelweg – bezaaid met nog na smeulende vuurwerkkadavers – kriskras door het land allerlei familieleden te bezoeken. Om ’s avonds laat totaal gebroken weer thuis te komen en de volgende dag vroeg in de ochtend opgeschrikt te worden door de wekker die luidruchtig de eerste werkdag van het nieuwe jaar aankondigt. Nee. Dat nooit meer!
Dit jaar hebben wij op nieuwjaarsdag voor het eerst heerlijk uitgeslapen, daarna een ontbijtje gegeten, een lekker bakkie koffie gezet en een beetje lopen lummelen. Heerlijk. ’s Middags moesten we toch de deur uit, dus nam ik mij voor om – mits de rij aanvaardbaar was – mij op een geldautomaat uit te leven.
Terwijl bij de ene bank een rij stond zoals ik die alleen van de drukste zaterdagmiddagen ken, stond er bij een andere bank – slechts luttele meters verderop – vrijwel niemand. Bijna sloot ik aan bij de lange rij, want daar stonden natuurlijk niet voor niets zoveel mensen, dat moesten wel heel speciale biljetten zijn. Maar nee. Toch maar de korte rij genomen.
Ik voelde mij wel wat opgelaten. Ik hoefde helemaal niet te pinnen, ik had nog geld genoeg op zak. Ouderwets geld, dat wel. Maar ja, ik wilde persé van die nieuwe eurobiljetten hebben. Ik besefte dat terdege, maar de rest van Nederland dus blijkbaar ook. Want ik was niet de enige die zich een beetje schaamde.
Ik herkende het bij de andere mensen die kwamen aanlopen. Een ietwat schaapachtige blik en een rode kleur op de wangen van opwinding of schaamte. Een houding die vertelde: “Ik hoef hier helemaal niet te zijn, het is nergens voor nodig, ik schaam mij dat ik meedoen aan de hype, maar ik wil ze toch hebben. En wel vandáág.”
Bij elke automaat die ik hierna tegenkwam – en dat zijn er nogal wat tegenwoordig – zag ik soortgelijke taferelen. Mensen die onzeker richting automaat liepen, en mensen die er met een tevreden grijns weer vandaan kwamen.
Bij de kassa is sinds één januari duidelijk te zien dat we de weg een beetje kwijt zijn. Onhandig grabbelen en graaien we in onze beurs, zoeken we naast schaars verlichte kassa’s in een woud aan wildvreemde munten en biljetten de juiste bedragen bij elkaar. Wat we terugkrijgen, dat moeten we maar afwachten. Want het is voor iedereen even nieuw.
De eenheden zijn vreemd. De “look and feel” is anders. Betalen, wat we eerst bijna blindelings deden, vereist ineens onze volledige aandacht. Zaterdag zal de rij bij de kassa dan ook langer zijn dan ooit!
En toch moeten we er even doorheen. Houd vol! Nog even en we weten niet beter. Ik vraag mij dan ook af wat er gebeurd zou zijn als we altijd al euro’s hadden gehad en we per één januari waren overgeschakeld naar een nationale eenheid, de gulden. Dan liepen we nu ook te klunzen, zouden er ook voorstanders en tegenstanders zijn. Het is vast de angst voor het onbekende.