Geplaatst op

Column: Follow me – deel 2

Ik heb een toelichting beloofd in mijn vorige column Diepzeeduiken met ColumnX. Want wie rijdt er nu zomaar zijn auto een wak in. Welnu, dat wak was er eerst nog helemaal niet. Jeroen heeft dat helemaal zelf gemaakt. Ik kon er niets aan doen, het enige dat ik deed was wijzen: ‘Iets meer naar rechts graag, daar is het diepste gedeelte.’ Het was immers Jeroen’s auto en niet die van mij.

Op één auto na die half weggezakt in de berm stond en een meneer die ons als een bodysnatcher aanstaarde, was het ijsveld nog volledig maagdelijk toen wij daar aankwamen. Het weggetje dat wij wilden te nemen komt uit bij een restaurant aan het water. Inderdaad, met vast nog meer water en ijs.

Ik neem je terug in de tijd. Jeroens auto is zojuist uit het wak gesleept en staat zwaar besmeurd bij de ingang van het parkeerterrein. De vriendelijke meneer drives op four wielen weg. Jeroen en ik staan bespikkeld met modderspetters en een vieze brei van half gesmolten sneeuw tot onder de oksels van de schok te bekomen.

Vervolgens doen wij – geheel vrijwillig – het eerste half uur weinig anders dan het volgende tekstje opratelen: ‘Meneer, u kunt hier maar beter niet doorrijden… Ja, dat weten wij echt heel zeker… Hoe wij dat weten? Nou, omdat wij daar net zijn uitgesleept…’ Vrijwel iedereen laat zich overreden (niet te verwarren met overrijden), al kost het soms nog best de nodige moeite om iemand te overtuigen een andere route te nemen.

Het gaat dus prima, totdat vlak na elkaar twee auto’s arriveren. Juist op het moment dat komisch duo Jé&Ké overweegt om de pogingen te staken en een opvallend obstakel de weg op te slepen zodat mensen gewoon niet meer verder kúnnen rijden.

De eerste van die twee auto’s dwing ik nog met wilde armgebaren tot stoppen. Met tegenzin drukt de bestuurder het knopje in zodat hij via een open verbinding met mij kan communiceren. Ik leg hem de situatie uit. ‘Dan ga ik er wel omheen,’ zegt hij en terwijl ik roep ‘dat hebben er meer geprobeerd’ boort de man zich met brullende motor diep de drassige berm in. ‘Nu sta ik ook vast,’ zegt hij. Een uiterst scherpe constatering.

Dan arriveert voertuig nummer twee. Even een situatieschets: op dit moment staat Jeroens bemodderde bolide naast ons op te drogen. Vlak ervoor is een tweede auto te zien, die staat met rokend motorblok en de neus tot voorbij de wielas begraven in het talud. O ja, dan zijn er nog de twee mannen die behangen met fotocamera’s en besmeurd met modder en ijsbrei wild met hun bevroren armen staan te zwaaien.

In eerste instantie lukt het zowaar. Ze stopt. ‘Je kunt niet doorrijden.’ Ze knikt en hobbelt ondertussen een metertje door. ‘Dat zou ik niet doen als ik jou was.’ Ze knikt opnieuw en rijdt verder. ‘Nu kun je nog terug.’ Ze geeft gas en neemt een duik de diepte in. ‘O, o, o! Hoe kom ik hier nu weer uit!’ roept ze panisch uit het raampje. Tja, die vraag had ze zich net iets eerder moeten stellen.

Uit de eerste auto stapt een jongeman. ‘Hé, Suzanne! De beste wensen nog voor het nieuwe jaar!’ roept hij.
Jeroen en ik kijken elkaar aan. We wilden daarnet een paar opvallende obstakels op de weg plaatsen om aan te geven dat het parkeerterrein onberijdbaar was. Welnu, betere en opvallender obstakels dan dit konden wij ons niet wensen. Gerustgesteld verlaten we het front.