De zevenjarige Max zit op onze schommel. Het gevaarte helt telkens gevaarlijk over en komt dan met twee poten los van de grond. Maar goed, Max schommelt dan ook wel heel hard en is een stuk zwaarder dan Laura (vier jaar).
Kortom, geen enkele reden voor mij om de schommel vast(er) te zetten. Dan zit Laura erop en blijkt ineens dat ze, sinds ze een eigen exemplaar in de tuin heeft, ineens een heel stuk beter te kunnen schommelen. Bonk. Bonk. Bonk. Beurtelings komen de voor- en achterpoten los van de grond. Oké, ik geef het toe. Ik ontkom er niet aan. Dit vraagt om grove maatregelen.
(in column ‘Schommelen’ lees je wat hieraan voorafging)
‘Graaf gaten van vijfendertig centimeter breed, vijfendertig centimeter lang en zestig centimeter diep,’ zo leren wij uit de bijbehorende handleiding. Pardon? We hebben het hier over een éénpersoonsschommel, niet over een uitbouw voor mijn huis!
Mokkend rijden we naar de Praxis. In elke kuil moet een baksteen liggen. Onder elke schommelpoot komt een reusachtige haring en die moet op een baksteen rusten. Daar moet ik beton overheen gieten. Het moet ook nog taps toelopen. Prachtig, maar ik ken beton alleen uit de bouw en dan vooral in de vorm van de enorme plakkaten die op de meest onverwachte momenten en onverwachte plekken ineens boven water komen. Of beter gezegd, boven aarde komen.
Want woon je net in je nieuwe huis en wil je ergens iets leuks planten, stuit je bij het spitten direct op een betonplaat van een meter lang en breed in je achtertuin. Blijkbaar overtollig, dus zomaar gedumpt. Zie die maar eens stiekem op een zondagavond in een afvalcontainer weg te moffelen!
Elvira pakt een doosje uit het schap. Snelbeton, droogt in vier minuten. Meteen zie ik spookbeelden voor mij van Laura, met één been verankerd in een put. Of de kat van de buren waarvan de staart voortaan permanent uitsteekt als een windvaan. Of ikzelf, met spatel en hand voorgoed in beton gegoten.
Nou nee, doe maar gewoon, langzaam hardend beton. ‘Is dat niet wat veel, zo’n pak?’ vaag ik nonchalant. Elvira bestudeert het pak aan alle zes de kanten, op zoek naar instructies. Ondertussen sleep ik stiekem twee zakken met elk vijfentwintig kilo betonpoeder naar ons winkelwagentje, dat meteen door zijn hoeven gaat. Niet veel later volg ik dat voorbeeld, helemaal niets voor mij al dat gesleep.
‘Zo, hier redden we het wel mee denk ik.’ Vier bakstenen erbij en klaar is Kees.
Thuis aangekomen markeer ik de pootafdrukken van de schommel, steek het gras voorzichtig los, graaf vier gaten en leg een baksteen op elke bodem. De kuilen zijn vijfentwintig centimeter diep. Diep genoeg vind ik. Ik spit nu al de spit in mijn rug, zestig centimeter diep is mij echt teveel. Daarnaast kwam ik in één kuil een puntige steen tegen. Dus voor je het weet graaf je zomaar een piramide uit, of een tigste-eeuwse burcht en dan heb je het gedonder in de glazen. Al die archeologen op bezoek, National Geographic met een graafrobot, nee daar zit ik niet op te wachten. Snel smeer ik een klodder beton over deze potentiële kunstschat.
De haringen bevestig ik met enorme bouten en moeren onder de schommelpoten, daarna zet ik het geheel netjes op zijn plaats. Elk gat is even diep, dus wat kan er fout gaan. Ik meng en mix beton met water. En nu? Hoe maak ik ‘omgekeerde-trechter vormen’ rondom de haringen? Want de constructies moeten taps toelopen.
Het beton is stroperig, het vloeit uit. In de bouw hebben ze van die houten bakken, bekisting. Daarop geïnspireerd sloop ik enkele kartonnen dozen en steek stukken karton in de grond. Zo, dat moet voldoende zijn. Beton erin, afdekken voor het geval het een natte nacht wordt en morgen kijken we weer verder.
Dan kijk ik voor het eerst écht goed en blijkt de schommel nogal schuin te staan. Oops. De gaten zijn dan wel even diep, ons gazon loopt schuin. Blijkt nu.
Daar zit ik dan met half gehard beton! Nog een geluk dat het geen snelbeton is! Tegen beter weten in wrik en wrik ik tot de schommel eindelijk min of meer recht staat. Meer min dan meer, maar het zij zo. Een schoonheidsprijs krijg ik toch niet.
Hopelijk heb ik het nu niet verknald, maar dat weet ik morgen pas. De volgende dag is het beton keihard. Ik duw en ik trek, maar er is geen beweging in de schommelpoten te krijgen. De haringen zijn één geworden met hun betonnen voeten. Perfect! Aarde erop, graszoden terug en schommelen maar! Het staat als een huis.