Geplaatst op

Column: Getreuzel

Als je ergens per sé op tijd moet zijn en er maar weinig speling is, moet je vooral geen supermarkt ingaan. Dat is geen wijsheid. Dat is simpele logica. Toch stap ik – tegen beter weten in – rond half twaalf Albert Heijn binnen. Om tien over twaalf word ik bij het schoolhek verwacht. Dan gaat de deur open en stormt een kudde joelende kinderen naar buiten. Mijn dochtertje zit daar ergens tussen. Ik laat haar liever niet in het miezerig regentje  van vandaag op een geheel verlaten stoep zitten, met een vlaggetje in haar hand met daarop de tekst: “Wie weet waar mijn pappa nu weer uithangt?’

Vol goede moed pak ik een winkelwagentje en loop de winkel in. Bij de kassa’s is het heerlijk rustig, dus ik loop totaal geen risico. Hier en daar grijp ik iets van de schappen en nog geen tien minuten later buig ik af om te gaan afrekenen. Inmiddels hebben zich enorme rijen gevormd, of althans voor de zeldzame kassa’s die nog open zijn.

Hmmm. Het lijkt wel of iedereen tegelijk naar de uitgang is gesprint. Met horten en stoten nader ik de kassa en eindelijk kan ik dan mijn spulletjes op de band leggen. Er is nu nog slechts één klant voor mij, een dame van respectabele leeftijd. Ze krijgt een hoestbui. Het zweet breekt mij uit bij het idee dat ze zo meteen tegen de vlakte gaat.

Ik vraag mij af of het heel erg raar en onbeleefd staat, als ik zo meteen haastig over haar lichaam stap en maak dat ik de winkel uitkom, in plaats van een poging te wagen haar hart weer aan de praat te krijgen.

Gelukkig herstelt ze van haar hoestbui, ze is alleen wat rood aangelopen. Ik haal opgelucht adem. We naderen inmiddels tien voor twaalf. Het kan nog goed komen.

Dan is het tijd om af te rekenen. Nee, nee, niet voor mij. Voor de oude mevrouw voor mij. En wel het fantastische bedrag van, niet schrikken, één euro drieënvijftig. Tot mijn ontzetting kiest ze uitgerekend dit moment uit om van haar moeizaam opgebouwde verzameling euromuntjes af te komen. Een berg 1, 2, 5, 10 en 20 eurocentmuntjes komt uit haar tas tevoorschijn. Ik kreun zachtjes en zie vreemde lichtvlekken in allerlei leuke kleuren en fraaie motieven voor mijn ogen verschijnen. Zomaar, gratis, waar maak je dat nog mee.

Ze komt er niet uit, kijkt de caissière hulpeloos aan en besluit opnieuw bij nul te beginnen. De caissière treed op als commentator. ‘Vijf cent en dat maakt tien cent, dertig, vijfentachtig, één euro veertig … dan krijg ik nu nog dertien eurocent van u.’ Ik word nu wel heel erg onrustig. Straks is dat arme mens helemaal blut en moet ze alle spulletjes weer terugbrengen naar het schap. Of ze gaat op zoek naar haar vriendin, die nog ergens in de koffiehoek rondhangt, of verdwaald is tussen de tientallen rekken.

Ik bedenk ineens dat ik het haar – en vooral mijzelf – een heel stuk makkelijker kan maken. Het kost slechts dertien eurocent. Ik wik en ik weeg of ik dit genereuze gebaar zal maken, maar ineens komt er nóg een muntje tevoorschijn. Een euroduppie. ‘Nog drie cent,’ zegt een bijna juichende caissière.

De oude mevrouw staart haar niet begrijpend aan. Wonderbaarlijk genoeg ben ik nog steeds niet van mijn stokje gegaan. Drie cent. Ik word opgehouden door drie eurocent! Vijf voor twaalf. En maar hopen dat mijn horloge de juiste tijd aangeeft. Nog sterker, de schoolklok ook! Want er zit geen synchronisatie, geen handshake tussen die twee klokken.

Ik hou het niet langer uit, pluk mijn portemonnee (bestaat er ook een gewoon, normaal Nederlands woord voor zo’n ding?) uit mijn broekzak en graaf met bibberende vingers tussen de munten. Wat lijken die krengen ineens verrekte veel op elkaar!

‘O, nou, weet je wat, dan doen we het toch gewoon zo,’ zegt de oude mevrouw ineens bijzonder opgewekt. Ze overhandigt een glimmend muntstuk van twee euro aan de caissière. Die staart op haar beurt met een glazige blik in haar ogen terug.

Heel even doe ik mijn ogen dicht. Het eerstvolgende moment dat ik mij weer kan herinneren, is dat ik samen met Laura gezellig thuis op de bank zit.