Geplaatst op

Column: Geur en geluid van foto’s

Analoog of digiloog? Digitaal of anataal? Het is en blijft moeilijk. Digitale camera’s worden langzaam maar zeker goedkoper en het simpele feit dat je een “fun-camera” voor amper honderd euro koopt, geeft al aan dat eenvoudige CCD-chips voor het oprapen liggen. Een duidelijk teken dat deze technologie volwassen begint te worden.

Allerlei technische bezwaren beginnen te verdwijnen. Blijven de psychologische bezwaren nog over. Collega Helen is bijvoorbeeld erg gehecht aan haar doka. Het bezig zijn met afdrukapparatuur en de lucht van chemicaliën horen er voor haar bij. Collega Menno bezit bergen dia’s. Hij wil de gezelligheid van zijn dia-avonden niet missen en koestert het geluid van een luid zoemende diaprojector.

Echt waar, aan de techniek kan het niet meer liggen. Een mooie twee-megapixel-camera is betaalbaar. Nog steeds te duur voor mensen die de goedkoopste compact-camera kopen voor hun jaarlijkse vakantie, maar die mensen moeten vooral géén digitale camera kopen.

Iedereen die vaker dan eens per jaar foto’s maakt en het geld er voor over heeft, kan vandaag de dag kiezen uit tientallen digitale camera’s. Het enige dat nog een struikelblok kan zijn, is de prijs/prestatieverhouding. Voor de prijs van de gemiddelde digitale camera, koop je nog steeds een riante spiegelreflex, mét lens. Kijken we echter naar de prijs/pretverhouding, dan is er geen twijfel mogelijk: nu onmiddellijk een digitaaltje kopen!

Want leuk is het, zo’n digitaal monster. Niet alleen voor professionals en gevorderde amateurs, ook voor beginnende fotografen. Doordat het schermpje een redelijk inzicht geeft in het uiteindelijke resultaat, kunnen een heleboel fouten op tijd gecorrigeerd worden.

Een vinger voor de lens, over- of onderbelichting, halve mensen in beeld, het onderwerp onscherp doordat tussen twee poserende vrienden door op oneindig is scherpgesteld. Dit soort “domme” fouten kunnen voorkomen worden.

Professionals beweren dat minstens 16 megapixel nodig is om de kwaliteit van een ouderwets negatief te evenaren. Allemaal leuk en aardig, maar er is een verschil tussen droge cijfers en de menselijke beleving. Er is meer dan pixels alleen.

Niet elke amateur drukt posters van vijf bij tien meter af. Integendeel, veel fotowerk wordt juist gebruikt voor digitale publicaties op internet en dus worden foto’s eerder verkleind dan vergroot. Verder zien digitale foto’s van bijvoorbeeld reflecties op water er beduidend beter uit dan wanneer ze met een analoge spiegelreflex of compact-camera worden gemaakt. Een digitale foto ziet er vaak uit alsof je uit het raam kijkt. Levensecht dus.

Vergeet niet dat een digitale foto een veel natuurlijker en korter traject kent dan een “gewone” foto, waar een beeld eerst moet “inwerken” op een lichtgevoelige emulsie op een plastic strook, die daarna met chemicaliën wordt gebombardeerd, om pas daarna op lichtgevoelig papier te worden overgezet, het uiteindelijke resultaat.

Helaas voor mijn collega’s, maar doka en diaprojector zijn niet meer nodig. Een digitale camera levert bestanden af die in Photoshop bewerkt kunnen worden, waarna de printer of digitale fotocentrale ze uitspuugt. Diashows kunnen met ACDSee en andere programma’s worden gemaakt. Er bestaat zelfs een fotolijst met een display waarin je een geheugenkaartje met foto’s schuift, waarna er elke paar minuten weer een andere kleurige afbeelding verschijnt.

Blijven toch echt de psychologische aspecten over. Er bestaan digitale camera’s die bij het indrukken van de ontspanknop, hoewel geheel zinloos, het geluid van de sluiter en een motorwinder laten horen.

Ik vermoed dat er voor mijn collega’s nog enkele andere kleine aanpassingen nodig zijn. Bij gebruik van Photoshop moet een snufje ontwikkelaar en fixeer de kamer in worden geblazen, via een speciale capsule die in de printer of de monitor wordt geplaatst. Via de geluidskaart, of door het op hoge toeren laten draaien van een goedkope 40-speed Cd-speler, kan het geluid van de diaprojector worden nagebootst.

Dan zijn we er al, toch?