‘Wat heb je er nou op staan?’ Ik bevind mij op het strand van IJmuiden. Nooit eerder geweest. Na het doorkruizen van een troosteloze, in verval geraakte havenomgeving, sta ik plotseling op een brede lap strand. Alleen in Zeeland heb ik meer zand gezien dan hier.
Wat heb je er nou op staan. Ik had haar nog helemaal niet gezien. Zat op mijn hurken bij een kleine poel, vlakbij de waterlijn, met de camera in macrostand. Juist toen ik klaar was en turend op het kleine scherm wegliep, hoorde ik een verontwaardigde, woordloze keelklank. Ik keek op en zag een vrouw staan, met haar handen in haar zij.
Het is precies dit moment dat ze haar prangende vraag stelt. Ze staart mij aan, met een blik van onbegrip vermengd met een vleugje nieuwsgierigheid. Ze is speciaal voor mij van haar route, zo’n honderd meter hogerop het strand, afgeweken. En juist nu ze net bij mij is aangekomen en haar nieuwsgierigheid wil botvieren, loop ik zomaar weg. ‘Heel veel zand,’ antwoord ik naar waarheid. Althans, een gedeelte van de waarheid.
Wat heb je er nou opstaan. Het werd op een toon gevraagd die mij de lust tot uitleg ontnam. Deze mevrouw is niet ècht geïnteresseerd. Of beter gezegd: écht niet. Ze heeft haar mening over mij al klaar. Namelijk dat ik iets stompzinnigs doe. Ik, een volwassen vent, zit op zijn hurken naast een modderig plasje water waarin volgens haar niets te zien is. Belachelijk. En dat wil ze mij dolgraag inwrijven.
Ik ben eraan gewend. Want van tijd tot tijd duikt iemand op die mij met een spottende grijns aanstaart, omdat ik in zijn of haar ogen iets stompzinnigs doe. Normaalgesproken vertel ik met liefde waar ik mee bezig ben, maar alleen als iemand oprecht geïnteresseerd lijkt.
Want mijn camera, die richt ik nu eenmaal regelmatig op een stuk lucht, plasje water, pluk onkruid, of wat dan ook, waar zich voor een willekeurige voorbijganger helemaal niets lijkt te bevinden. Dat wat een fotograaf wel ziet, ziet een voorbijganger makkelijk over het hoofd. Dus ik kan mij heel goed voorstellen dat dit vragen oproept.
In ieder geval heb ik mijn foto. Na twintig pogingen zit er exact één goede bij. Tevreden loop ik naar de waterlijn, want ik ben hier niet voor foto’s gekomen, maar om lekker uit te waaien en te wandelen. Het is bewolkt, er staat een licht briesje, maar het is verre van koud. Heerlijk weer en – vooral – heerlijk rustig. Geen horden mensen met windschermen, kuilen, vliegers en gettoblasters. Geen files. Geen parkeerproblemen. Wel een vrijwel leeg strand.
Vlakbij de branding klinkt plotseling een ijzige kreet, gevolgd door een tweede, schrille gil. Elvira en Laura (4 jaar) rennen in paniek het water uit en ik hoor hun verhaal aan. Meteen denk ik terug aan mijn ene gelukte foto, daarnet bij het poeltje.
Met veel pijn en moeite heb ik daar een heremietkreeft – een klein, beweeglijk en vooral heel snel rondrennend beestje met een huisje op zijn rug – scherp in beeld kunnen krijgen. Dat beestje is zo klein, als je niet heel goed oplet, loop je er zo aan voorbij.
De dames liepen al enige tijd met blote voeten en opgerolde broekspijpen al spetterend door het zeewater. Tot ze eens wat beter omlaag keken, naar wat er zich onder de waterspiegel bevindt. Om daar honderden, duizenden kleine heremietkreeften rond hun voeten te zien kruipen, lopen en rennen.
Het is paringstijd en ze komen vandaag massaal onder het natte zand vandaan kruipen. Zodoende bleken Elvira en Laura al een tijdje met hun blote voeten midden in een wilde seksclub te staan. Jammer genoeg is die nieuwsgierige mevrouw nergens meer te bekennen, want dit spektakel ontgaat zelfs de meest onoplettende voorbijganger niet.