Mijn spaarvarken moet eraan geloven. Hij spartelt niet eens als hij vanaf grote hoogte omlaag tuimelt en op de vloer in stukken uiteen spat. Mijn eerste doorbraak betreft helaas zijn aardewerken buikje. Ik schraap de muntjes en briefjes bij elkaar en prop ze in mijn zak. It’s shopping time!
Bij de Hema haal ik twee pakken papier à 500 vel. Hoewel, doe er meteen maar vier. Door naar de kantoorboekhandel voor twintig enveloppen, formaat A4. Plus vier rollen plakband. Achtentwintig postzegelboekjes van vijf zegels per stuk haal ik uit de automaat bij Albert Heijn. Mijn wijsvinger doet nog zeer en nooit eerder heb ik een medewerker zó argwanend naar mij zien kijken. Honderd-en-veertig postzegels van €0,39! Alsof ik van plan ben een winkeltje te openen.
Niets is minder waar. De tijd is gekomen om mijn manuscripten naar de diverse uitgeverijen te sturen. Dat is onbegonnen werk, ik weet het, een kansloze poging om een boek in het schap van de betere boekhandel te krijgen. Maar ik moet het doen. Ik heb al te lang getreuzeld.
Allereerst tien printjes van deel één tot en met vijf van ‘Eikje’. De reacties van Laura (5) en de kleuters van een school in het oosten van het land waren dermate positief, dat ik besloten heb een poging te wagen. De verhalen stonden twee jaar lang werkeloos op een schijf en ik heb ze kort geleden gedeeltelijk herschreven, afijn, daar heb ik eerder over geschreven (column Eikenhout).
De huiskamer lijkt langzaamaan in een drukkerij te veranderen en Elvira kijkt mij met een schuin oog aan. De printer presteert het zelfs een programma als Idols te overstemmen. Dan gaan de eerste tien enveloppen op weg en het lange wachten begint. Op reacties die in veel gevallen zullen uitblijven, of uitmonden in de weinig motiverende zin: ‘uw verhaal past niet in ons fonds.’ Overigens, heeft uw uitgeverij nog niets ontvangen? Stuur mij gerust een e-mail!
Daarna, als opwarmertje, vijf dikke stapels van ‘Tunnel van licht.’ Gezien de dikte van dit manuscript, meer dan driehonderd pagina’s en dat nadat ik afgelopen maanden zo’n zeventig pagina’s heb geschrapt (!), heb ik besloten alleen de eerste vier hoofdstukken, zijnde dertig pagina’s, op te sturen. Samen met een korte samenvatting van plot, verhaallijn en conflict. Een uitgeverij is daarmee prima in staat zich een beeld te vormen. Op verzoek stuur ik uiteraard met liefde het gehele manuscript.
De komende tijd zullen meer en meer dikke enveloppen de deur verlaten. Een enorm offensief, ik geef het toe. Het is nu of nooit. Ik heb gemerkt dat een verhaal nooit af is. Elke keer kunnen zinnen anders, scènes worden aangepast, nieuwe intriges worden toegevoegd. Ik wil voorkomen dat ik tot aan mijn dood met ‘Tunnel van licht’ bezig blijf. Toont een uitgeverij interesse, dan kan ik het laatste beetje schaafwerk alsnog uitvoeren. Heeft niemand interesse, dan kan ik mij de moeite besparen.
Wacht mij nu nog een laatste zware taak en dat is de revisie van ‘Hoe ver kun je kijken.’ Mijn allereerste roman, wat meteen verklaart waarom ik vrees, zeker weet, dat daar flink wat hak-, breek- en schaafwerk voor nodig is.
Ook hier de nieuwe strategie. Ik reviseer, moderniseer, stroomlijn, polijst enkele hoofdstukken en stuur het dan op. Geen interesse? Geen maanden aan tijd verloren met bijwerken van een verhaal dat niemand wil hebben. Wel interesse? Graag! Ga ik vol goede moed verder met mijn werk.
Waarom zoveel postzegels van €0,39 en niet minder maar duurdere exemplaren? Het is gebruikelijk om retourporto mee te sturen. Aangezien dat tegenwoordig stickers zijn, kan ik deze niet zomaar los in de enveloppe doen. Vandaar dat ik een ingenieuze manier heb bedacht: ik gebruik steeds een vast aantal postzegels van elk velletje, waarna ik precies genoeg zegeltjes overhoud om het hele velletje mee te sturen. Vandaar mijn pijnlijke wijsvinger bij de AH-automaat.
Tot ik een positief bericht ontvang, waarvan ik de kans uitermate klein acht gezien de kleine Nederlandse markt, maar waar ik uiteraard wel van droom, hoop ik tijd vrij te maken voor nieuwe verhalen en columns. En, schrik niet, af en toe gewoon lekker wat televisie kijken, of zomaar wat te lummelen.