Het zit erop. Eindelijk, het is af. Het is klaar. Nu mag ik onderuitgezakt op de bank neerploffen, mij in de zachte kussens laten wegzakken en de hele avond lekker niets doen. Driehonderdzesenzestig. Jawel. Driehonderdzesenzestig pagina’s dik is het geworden. Mijn boek. Mijn allereerste boek – dat eigenlijk mijn tweede boek is.
De precieze datum kan ik mij niet helemaal meer herinneren, maar voor zover ik kan nagaan ben ik ergens in mei 1999 begonnen met het schrijven van ‘Tunnel van Licht’. Een thriller met enkele lichte science fiction elementen. Vier keer heb ik plechtig beweerd dat het boek af was. Eind 1999 voor de eerste keer en vandaag voor de vierde keer.
Dit keer heb ik écht het idee dat het af is. In ieder geval meer af dan ooit. Affer dan af. Schrijven is eigenlijk een heel irritante hobby. Het is nooit klaar. Ik heb eens ergens gelezen dat een boek nooit af is. Het wordt hooguit gepubliceerd.
Kijk, een schilderij of een foto, daarvan zie je in één oogopslag of je het mooi vindt, of het goed is gedaan en ook of het klaar is. Van mijn verhaal, volgens Word bestaande uit 177.075 woorden, zijnde 837.077 tekens zonder spaties, zijnde 1.011.834 tekens met spaties, is het iets lastiger om te bepalen of het – naar mijn strenge eisen – goed genoeg is. Een verhaal bestaat uit hoofdstukken, alinea’s, zinnen, woorden en dat is alleen nog maar het technische aspect. Een verhaal is veel meer dan twee ton aan woorden.
Wil ik weten of het voldoet, dan moet ik het steeds helemaal opnieuw lezen.
Dit is mijn eerste boek waarvan ik vind dat het écht af is. Dat mag ook wel, het is revisie vier. Ik noem het een boek, maar wat is eigenlijk een boek? Iets dat gedrukt is en in de boekenkast staat? Het is eigenlijk een erg lang verhaal, dat ooit als boek in de winkel zou kunnen liggen. Mocht een uitgever interesse hebben, want een verhaal gepubliceerd krijgen, dat is nog niet zo eenvoudig.
Voorlopig noem ik het toch maar een boek, dat is wel zo duidelijk. In ieder geval bestond er voor ‘Tunnel van Licht’ al een ander boek, genaamd ‘Hoe ver kun je kijken’ (science fiction) dat ik begin 1999 begon te schrijven. Schrik niet van de namen, het zijn slechts werktitels. Dat eerste boek was tevens mijn allereerste verhaal. Als ik allerlei kleine frummeltjes uit het verre verleden even niet meereken.
Ik was gewoon dom. Erg dom. Jarenlang liep ik met kriebels rond. Ik wilde een verhaal schrijven. Nog zonder dat ik wist waarover ik wilde gaan schrijven, werd dat gevoel alsmaar sterker. Pas in 1999 greep ik naar het toetsenbord en begon onvoorbereid een boek te schrijven.
Dom. Dom. Dom. Want in plaats van eerst enkele korte verhalen te schrijven om te oefenen, te wennen, ervaring op te doen, schreef ik meteen – met erg veel pijn en moeite – een verhaal van driehonderd pagina’s. Dat heb ik geweten. Ik heb achteraf heel wat te verbeteren gehad aan dat eerste verhaal.
Schrijven is een erg moeilijk vak. Misschien zeggen anderen dat het eenvoudig is, dat het aan komt waaien. Nee dus. Het is érg moeilijk. Er komt ontzettend veel bij kijken.
Allereerst moet er een eerste idee zijn. Het verhaal moet ergens over gaan, het liefst over iets interessants. Probleem is alleen dat je een idee vaak in drie regels kunt opschrijven. Een boek bevat meestal iets meer tekst. En dus moeten er verwikkelingen bedacht worden, complicaties. Er moeten personen worden geschapen en barrières worden opgeworpen, moeilijkheden die de hoofdpersoon moeten overwinnen.
En dit alles moet van begin tot eind, pagina na pagina, honderden pagina’s lang, exact op elkaar aansluiten. Er mogen geen tegenstrijdigheden in staan, de lezer moet het idee krijgen dat het verhaal in één keer is geschreven. Alsof de schrijver achter zijn bureau is gaan zitten en er niet meer achter vandaan is gekomen voordat het af was.
In mijn geval is dat zeker niet het geval. Ik heb overdag héél ander werk te doen. ’s Avonds heb ik vaak geen zin om opnieuw achter het toetsenbord te gaan zitten en valt het mij zwaar om mij in een denkbeeldige wereld in te leven. Schrijven gaat zodoende met horten en stoten. Met soms een opleving. Meestal als ik meerdere dagen vrij ben, in een goede stemming ben en geestelijk “in het verhaal” kan blijven.
Ik zou je nog veel meer willen vertellen over schrijven. Over de leuke dingen en de minder leuke dingen. Misschien val ik je nog wel een keer lastig met dit onderwerp. Ik hoop dat in ieder geval dit tweede boek, dat eigenlijk mijn eerste boek is, ooit op jouw boekenplank zal staan. Wie weet…
In de tussentijd ga ik gewoon door. Wat dacht je trouwens van een bundel van al mijn columns. En dat eerste boek uit begin 1999 moet ook nog een keertje onderhanden worden genomen. Daarnaast ligt al een tijdje een derde boek in aanbouw op mij te wachten. Maar ik begin lekker eigenwijs eerst aan een vierde boek. Het thema staat al heel lang op mijn lijstje te wachten en kan een prachtig fantasy verhaal worden.
Mag ik zo onbescheiden zijn te vragen alvast wat ruimte op je boekenplank vrij te maken?