Geplaatst op

Column: Imam

Zo ben je geliefd, zo ben je niet geliefd. Een niet bij naam te noemen Imam was aardig populair zo rond 11 september van dit jaar. Hij werd in allerlei televisieprogramma’s uitgenodigd en wist ons er met geruststellende woorden van te verzekeren dat de Islam echt geen bedreiging vormde voor de Westerse wereld.

Dat wilden wij natuurlijk graag horen, want het was flink schrikken geblazen. Het is niet leuk om te horen dat een groot deel van de mensheid ineens een hekel aan je heeft en je het liefst dood ziet. Deze man zag er vriendelijk uit, was moslim, sprak namens een groep moslims, sprak rustig en bedaard en maakte een betrouwbare indruk. Dat zat dus wel snor.

En toen ging het fout. Hij liet weten – puur theoretisch, geheel hypothetisch – misschien toch niet zo’n voorstander te zijn van homofielen. Met verwijzingen naar bepaalde teksten in de Koran waar een bepaalde uitleg aan gegeven kan worden. Een uitleg. Een interpretatie. Vooral een nogal menselijke uitleg.

God, wat kun je een stukje tekst, dat ooit door mensen is verzonnen en opgeschreven, toch op veel manieren interpreteren! Het lullige is, de één leest er dit in en de ander leest er weer dat in. Omdat nu eenmaal niemand het zeker weet en navragen er ook niet echt inzit. Daarom wordt er maar een uitleg bedacht die min of meer passend lijkt te zijn. Die uitleg krijgt vervolgens een keurmerk: dit is zoals het is en niet anders.

Helaas is het net als met de jubelende reclamefolders die je af en toe in de brievenbus krijgt. Het staat mooi omschreven, je denkt heel wat te krijgen, maar het kost je alleen maar heel veel geld.

Uiteraard is de uitspraak over homofielen zeer beledigend en zou hij zelfs niet in theorie  of hypothetisch moeten en mogen bestaan. Helaas zijn er nog wel meer mensen, ook behorende tot andere geloven, en ik zal opnieuw geen namen noemen, die zich niet altijd even lovend over homofielen uitlaten.

Terwijl in elk geloof juist de mens centraal zou moeten staan. Liefde voor de mens is wat telt, zonder de combinaties man-man of vrouw-vrouw uit te sluiten. Want wat is er nou mooier dan twee mensen die om elkaar geven en van elkaar houden!

Wat ik in het Imam-verhaal echter het meest opmerkelijk vind, en waar ik het in dit stukje specifiek over wil hebben, is hoe wij met deze situatie proberen om te gaan.

Want het is wel duidelijk dat de betreffende Imam meteen voor ons heeft afgedaan. Volgens velen deugt hij in het geheel niet meer. Hij heeft iets gezegd dat fout is en dat willen we zo snel mogelijk ongedaan maken, uitwissen, doen alsof het nooit is gebeurd. Veel mensen doen dan ook wanhopige pogingen om dit doel te bereiken.

Zo was hij ineens geen Imam meer. Hij noemde zich wel Imam, zo werd hij in de vele interviews ook steevast aangekondigd, maar wie bepaalde dat eigenlijk? Was hij wel naar de Imam-vakschool geweest? Had hij de felbegeerde ISO-Imam certificering behaald? Was hij wel belangrijk genoeg, want hij representeerde slechts een klein groepje moslims en niet eens de crème de la crème van de moslimwereld.

Toen we nog bang waren dat we vijanden hadden gemaakt, omarmden we de man die ons troostte en geruststellende woorden bracht. Toen hij vlak daarna iets vertelde wat we liever niet horen, werd er uit alle macht geprobeerd hem te isoleren.

En dus zagen wij hem liever niet meer als Imam, niet als vertegenwoordiger van een groep moslims. We wilden hem als een losse entiteit zien, loskoppelen van de islam.

Ineens vertegenwoordigde hij alleen nog zichzelf. Want tegen één man durven wij het wel op te nemen.