Geplaatst op

Column: Keihard

Er is er weer eentje onderweg. Ditmaal gaat het om een brok steen van twee kilometer lang die de liefkozende naam 2002NT7 draagt. Het gevaarte dreigt met zelfmoord en de datum van de inslag is ook al bekend: 1 februari 2019.

Er is een tijd geweest dat jaartallen die met een twee beginnen enorm ver in de toekomst leken. Alleen in SF-boeken werden ze al heel lang en veelvuldig gebruikt. Juist omdat het zo ver weg klonk natuurlijk. Maar inmiddels blijken die jaartallen ineens angstaanjagend dichtbij te zijn, nu we de magische 2000-mijlpaal ruim gepasseerd zijn.

Want over een luttele zeventien jaar, in 2019, kan de wereld vergaan.

Een voorproefje hebben we al gehad. Niet die ene, niet die hele grote van vijfenzestig miljoen jaar geleden. Nee, een ‘keitje’ met een doorsnede van hooguit honderd meter is ons in maart dit jaar rakelings gepasseerd. Rakelings!

Een astronoom keek toevallig in de achteruitkijkspiegel van zijn telescoop en mompelde vlak voordat zijn mond wijd openviel: ‘Kijk nou eens wat er zojuist voorbij gekomen is! Dat is 2002EM7!’

Niemand zag het aankomen. Niemand zag het passeren. Ditmaal zweefde het geruisloos aan ons voorbij. Met iets meer pech waren we met een spectaculair vuurwerk, een oorverdovende knal en een hevig bevende aardbol gewekt. Hoewel? De schade zou beperkt zijn geweest, lees ik zojuist. Slechts een middelgrote stad zou vernietigd zijn. Ach. Is dat alles. Dan slaap ik rustig verder.

Nadat allerlei doemscenario’s over ons heen zijn gestort over wat ons mogelijk op 1 februari 2019 staat te wachten, verschijnen ineens sussende, berustende berichten over brokje 2002NT7. Geen paniek. Geen reden voor angst. Deze steen gaat aan ons voorbij. Zoals het er nu naar uitziet raakt hij ons niet.

Maar wat nou als de steen zich bedenkt? Bij toeval duwt een ander steentje, of het zwaartekrachtveld van een grote planeet, hem in een andere richting. Een willekeurige richting. Zoals rechtstreeks naar de aarde. Nu is hij nog zeventien jaar van ons verwijderd. Wat nou als hij op één jaar afstand ineens recht op ons afkomt?

Nee, echt niet. Deze steen gaat aan ons voorbij.

Gerustgesteld? In het diepe duister van de ruimte loeren vele andere stenen. Hoe snel zal een nieuwe bedreiging ontdekt worden? Op tijd? Er zwerft nogal wat puin rond in de ruimte, ons eigen ruimtevaartafval niet eens meegerekend.

We kunnen er letterlijk op wachten tot een groot object zich écht op aarde stort. Elke 100 jaar schijnt een grote inslag plaats te vinden. Statistisch gezien zouden we NU aan een nieuwe voltreffer toe zijn. Kortom, de tijd lijkt mij gekomen om ons op deze bedreigingen voor te bereiden. Of gaan we op aarde liever door met elkaar te bestelen, uit te moorden en landjepik te spelen?

Ooit zal het realiteit zijn. Dan komt iets onafwendbaars op ons af. En dan? Stel dat het koers zet naar Europa, wat doen wij dan? Als bekend wordt dat héél Europa van de aardbodem zal worden weggevaagd (ach, de schade blijft beperkt, het is maar een klein werelddeel, zullen de koppen van niet-Europese kranten fijntjes melden), wijken wij gewoon uit naar de grotten van Tora Bora. Dan worden wij vluchtelingen. Bij elkaar gedreven in opvangkampen ergens aan de rand van een woestijn. Komen wij als magere scharminkels en wanhopig in de camera’s starend op CNN e n Al Jazeera.

Eng hè! Ik denk er liever niet te veel over na. Maar feit is en blijft, dat een compleet werelddeel in een oogwenk kan worden weggevaagd – en de rest kan alsnog ten onder gaan aan de gevolgen van die inslag.

Als de dinosauriërs het al niet overleefden, denken wij het er dan beter vanaf te gaan brengen? Ik denk dat het de hoogste tijd is om onze ogen te openen. Het gevaar te onderkennen en serieuze voorbereidingen te treffen.

Steek bloed, zweet en tranen in de ontwikkeling van een afweermechanisme, eentje waar iedereen op deze aardbol profijt van heeft. Richt dat vernietigende wapen voor de verandering eens op dat bedreigende stuk rots in de ruimte, in plaats van op elkaar.