Geplaatst op

Column: Laat de kurken maar knallen!

Twee maanden later en meer dan honderd euro armer. Stapels manuscripten verlieten mijn huis en Teej-peej-geej bood spontaan aan een brievenbus in mijn voortuin te planten. Maar vandaag is het dan zover. Tijd om een fles wijn open te trekken.

In mijn leven ben ik al door heel wat vrouwen afgewezen. Dat doet pijn. Sinds kort kan ik daar een rijtje uitgevers aan toevoegen en de pijn is hooguit wat anders van aard. Zeer blijft het doen, dat afgewezen worden. Meer manuscripten van de kinderserie “Eikje” dan ik op de vingers van beide handen kan tellen zijn uit mijn arme HP-printer komen rollen. De inktspetters zitten nu nog op de muur. Mijn tong is ruw en gebarsten, veranderd in een bloederige weke massa, na het dichtlikken van veel te veel enveloppen.

De printer stond nog te dampen en te roken van de enorme lading “Eikjes”, of er kwam alweer een partij van mijn roman “Tunnel van licht” (werktitel) achteraan, waarbij de tenen van beide voeten opgeteld bij de eerder genoemde vingers een aardige indruk geven van de staat waarin mijn tong zich nu bevindt. En ik kan je verzekeren, ik dank TPG op mijn blote knieën voor de introductie van de zelfklevende postzegel.

Uitgevers kunnen dan op zoek zijn naar werk dat eruit springt, een roman die zich onderscheidt van de massa, de afwijzingsbrieven die zij zelf versturen zijn nog steeds eenheidsworst. “Naar aanleiding van het door u ingezonden manuscript delen wij u mede dat dit werk helaas niet aansluit bij ons fonds… Het aantal manuscripten dat wij ontvangen is dermate groot dat het helaas niet mogelijk is elke inzender een reactie te geven… Wij danken u voor het in onze uitgeverij gestelde vertrouwen…”

Elk door mij verstuurde manuscript krijg ik na een tijdje weer netjes retour, met mijn eigen (ooit door mij bijgesloten) postzegels op een enveloppe van de betreffende uitgeverij. Met netjes bedoel ik ook echt netjes met een hoofdletter. Al bekijk ik een teruggestuurd manuscript met een loep, er is geen leesteken op te ontdekken – mijn eigen komma’s en punten en dubbelepunten en puntkomma’s daargelaten.

Geen kreukje, ezelsoor, scheurtje, pulk uit een verbaasde redactieneus, geen potloodkrassen, opmerkingen met sierlijke vulpenletters, wimperhaartje, koffie- of chocoladevlek, zelfs geen driftig geschreven “prutswerk, laat deze man zich alsjeblieft op zijn saaie kantoorbaan concentreren”.

Als ik niet beter wist, zou ik nog denken dat er geen letter meer dan de eerste pagina is gelezen. Of om realistisch te zijn, hooguit enkele alinea’s. De eerste alinea om precies te zijn. Nee, laten we eerlijk zijn, met een beetje geluk is mijn introductiebrief in ieder geval wél gelezen. Snel en vluchtig. Al was het alleen maar om mijn adres over te nemen op de retourenveloppe.

Het ergste van dit alles is dat ze nog gelijk hebben ook. Heel Nederland denkt leuk te kunnen schrijven en uitgeverijen zijn de dupe van alle goedbedoelde rommel die ze dagelijks per ‘Kliko’ krijgen aangeleverd. Allemaal mensen zoals ik die denken hét scorende verhaal van hoofd naar papier geperst te hebben en de verkoopcijfers van Harry Potter minimaal te gaan evenaren. En wij (ik?) verwachten dat al die uitgeverijen ons een uitgebreide recensie, tips voor verbeteringen en liefst een contract in tweevoud sturen. De limo staat al voor.

Helaas, de champagne mag nog even dicht blijven. Koelen is ook wat voorbarig. De fles kopen kan ik ook nog wel even mee wachten. Woensdag is gehaktdag en maandag is gehaktmolendag. Elke woensdag ontvang ik minimaal één, vaker meer afwijzingen. Op donderdag nog een verdwaald exemplaar. Blijkbaar komt de redactie na een lang en wild weekend op maandag de uitgeverij binnen gestrompeld, stort zich ‘dan eindelijk maar’ op de stapel papierstof producerende manuscripten en op dinsdag wordt de administratie opgezadeld met de mooie taak om een kluwen afwijzingsbrieven de deur uit te werken.

Standaardbriefje in Word ophalen. Macro draaien die automatisch de namen en adressen van de met bonzend hart wachtende Wannabee-schrijvers invoegt. Op woensdag komen de eerste brieven aan. Het is gehaktdag in Nederland. Elke week vallen de verse afwijzingen op mijn deurmat. Ik draai de dop van mijn goedkope fles prikwijn. Halverwege het eerste glas weet ik het zeker. Uitgevers zijn vast vrouwen.