We stappen ’s morgens vroeg de auto in, want Laura gaat een paar daagjes logeren. ‘Bij oma hebben ze geen maantje,’ zegt Laura vol overtuiging, terwijl ze de felverlichte schijf die hoog boven onze hoofden zweeft aanwijst. ‘Ja hoor, daar zie je de maan ook.’ Ze kijkt mij fronsend aan en denkt diep na. ‘O?’ Dat is blijkbaar nieuw voor haar.
Tsja. Hoe moet ik het aan haar uitleggen? Hoe maak ik haar duidelijk wat een maan is. Nog sterker, ik weet niet eens hoe ik haar moet vertellen wat een planeet is. Kan een kleuter van vier bevatten dat we op een ronddraaiend bolletje wonen en er toch (meestal) niet vanaf vallen? Het klinkt als een sprookje, dat moet ik toegeven.
Konden sommige mensen er maar vanaf vallen, dat zou wel zo handig zijn. Door agressiekracht, de tegenpool van zwaartekracht. Hoe meer kwaad iemand aanricht, hoe moeilijker het voor hem of haar wordt om met beide benen op de grond te blijven staan. Je herkent ze makkelijk. Ze lijken met zeven-mijls-laarzen te lopen, net als astronauten op de maan zoals we die kennen uit van die oude streperige zwart/wit-films. Zodra je die ziet weet je meteen: die maken het niet lang meer, daar zijn we binnenkort van verlost!
Gelukkig bestaat er televisie. Daar wordt alles haarfijn uitgelegd. In een aflevering van “Wallace & Gromit” is te zien hoe ze met een raket naar de maan reizen en daar een crackertje met kaas eten. De maan bestaat namelijk uit kaas, voor het geval je dat nog niet wist. In een aflevering van “Fat Dog Mendoza” wordt een simpele ladder gebruikt om van en naar de maan te klimmen.
Ikzelf dacht vroeger – als verzachtende omstandigheid voer ik aan dat ik toen nog héél erg jong was – dat die wittige maanschijf het deksel van een koffieblik was. Die had je nog in die tijd, van die ronde koffieblikken met een transparant plastic deksel erop. Een heel aanvaardbare theorie lijkt mij, want eerste kwartier en laatste kwartier zijn hiermee heel eenvoudig na te bootsen, simpelweg door het deksel dubbel te vouwen.
Pas nog viel Laura iets op: ‘Er is een hap uit de maan!’ Ze had gelijk, er was slechts een smalle maansikkel te zien. Maar het mooiste was de uitspraak toen we bij oma aankwamen: ‘Kijk! Je hebt gelijk pap, het maantje is meegekomen.’ Ze wijst naar een plek in de lucht. ‘Maar nu staat hij daar!’