Geplaatst op

Column: Meerijs

Een collega woont in Durgerdam, een schilderachtig plaatsje aan het IJmeer vlakbij Amsterdam. In een monumentale dijkwoning met prachtig uitzicht over het water. Ik vroeg hem of er misschien al ijs lag. Hij keek mij bevreemd aan. Een dag later kreeg ik een bevestigend antwoord van hem. Dus zo zie je maar weer, ook op een mooi uitzicht raak je na verloop van tijd uitgekeken.

Het is vrijdagmiddag. De bewolking breekt en blauw wint het van grauw en grijs. Meteen neem ik enkele uren verlof op en rijd vol goede moed naar het IJmeer. Eind vorig jaar, ongeveer een maand geleden, heb ik hier ook rondgereden. Dat was op een mistige dag aan het einde van een vorstperiode. Amper op tijd nog voordat de regen al het moois wegspoelde.

Dit keer klim ik over de dijk (de weg ligt laag aan landzijde van een voormalige zeedijk) en lijkt het wel of het complete IJmeer volledig is ingepolderd. IJs voor zover ik kan kijken. Aan de horizon ploegen enkele schepen zich door het ijs van de enige overgebleven vaargeul. Het geknars en gekraak is als een vaag gerommel te horen.

Erachter de windmolens van Almere. Pampus, duidelijk afgetekend tegen een strookje nevel. Ik klauter aan ‘meerzijde’ de dijk af. Overal vastgevroren ijsschotsen, bevroren golven en enorme scheuren zover het oog reikt. Zou ik erop kunnen staan? Ik heb alleen ervaring met slootjes en kleine meertjes, maar een voormalige zee… ik ben hier helemaal alleen mocht er iets gebeuren.

Voorzichtig zet ik één voet op het ijs. En dan nog een. Voor het eerst in mijn leven sta ik op het IJmeer! Ik maak foto’s vanaf het bevroren water en niet vanaf de wal, een behoorlijk vreemde gewaarwording. Hoog boven mij op de dijk is het inmiddels een komen en gaan van mensen. Het lijkt wel of heel Nederland ineens een digitale camera heeft.

Voor de meesten houdt het ijzige IJmeer-avontuur in: auto stoppen, snel de dijk opklimmen, klikker-de-klik vanuit de hoogte, meteen weer terug naar de auto en wegwezen maar. Gemiddeld staat een bibberende persoon zo’n vijf à tien seconden te kijken naar al dit prachtigs, schiet nog even een plaatje en rent weer naar zijn of haar voorverwarmde auto.

Zelf vermaak ik mij hier nu al ruim een uur. Vanaf de dijk toekijken is leuk, maar hier beneden is het pas écht goed te zien. Het is overweldigend. Het zit hem in de details, het aanraken, de ervaring diep tot je laten doordringen. Ook om te voorkomen dat ik thuis op mijn eigen foto’s pas zie waar ik ben geweest en hoe mooi het er was, is het belangrijk de camera een tijdje in de beschermhoes te laten zitten en er gewoon alleen maar ‘te zijn’. Kijk, luister, ruik, voel de koele bries, denk aan niets en geniet. De uitgestrektheid, de stilte, het zachte geluid van een scheepsmotor en ijs dat gekraakt wordt ergens in de vaargeul in de verte, een sporadische barst die op hoge snelheid tussen mijn voeten doorschiet.

Helaas komt het onvermijdelijke moment waarop ik terug moet gaan. De zon gaat inmiddels onder en mijn vingers zijn met de metalen behuizing van de camera versmolten. Met een intens gevoel van tevredenheid en geheel tot rust gekomen rijd ik naar huis.