Nooit gedacht dat ik het zou zeggen, maar eigenlijk is het best leuk om met de tram en de metro naar het werk te gaan. Mijn auto, het arme voertuig, staat sinds 9 februari – nu dus al bijna een maand – werkeloos en totaal verwaarloosd voor de deur. Soms vraag ik mij bezorgd af of hij het nog wel doet.
Uit voorzorg laat ik de auto staan. Na twee grote, twee kleine en een lichte aanval van duizelingen, heb ik besloten geen risico te nemen. Hoewel ik de aanvallen tot nu toe ’s nachts kreeg, is er voor zover ik weet geen wet die ze verbiedt om ook overdag op te treden. Je zal maar net op de snelweg rijden… dat is onverantwoord.
Gelukkig lijken de aanvallen in intensiteit af te nemen, maar vooralsnog ben ik nog geen volle week zonder duizeligheid geweest, dus ik ben er nog niet. Voorlopig reis ik daarom met tram en metro van en naar het werk.
Zodoende maak ik elke dag wel iets mee. Voor een schrijver of columnist is dat mooi meegenomen. Het kan een miniem stukje van een gesprek zijn, zoals vanmiddag: ‘We waren net terug uit Afrika, het was daar erg warm.’ Zo’n stukje proza is voldoende om een glimlach op mijn gezicht te toveren. Nog voordat ik in gedachten leeuwtjes met sjaals en nijlpaarden met zelfgebreide mutsen zie lopen.
Of enkele dagen geleden, toen ik aan een paal in het halletje van de metro hing, samen met een groot aantal andere inwoners van Amsterdam. Een man en een vrouw waren druk in gesprek. Naar ik begreep verhuurde de man kamers en zou de vrouw binnen afzienbare tijd vertrekken. Hij probeerde uit te leggen dat hij wel het huis, maar niet haar kamer of die van iemand anders in kon.
Dus of ze bij vertrek de sleutel in de brievenbus wilde doen, dan kon hij die eruit halen. Hij moest het wel drie keer uitleggen. Het steenkolen Engels van de man was vermakelijk, met zinnen als ‘that has there nothing to do with’ vlogen herhaaldelijk om mijn oren.
Nu we toch in het Engels bezig zijn, een echte ‘eye opener’ was dat de vrouw een ongeopende enveloppe van de Postbank uit haar jas toverde. Ze keek de man hulpeloos aan. ‘You may open it,’ zei hij. ‘It’s yours.’
De vrouw aarzelde en staarde naar de enveloppe. Vervolgens legde de man uit wat het was. Dat het een afschrift was van haar rekening bij de Postbank, dat elke storing en elke opname erop werd getoond. Verbaasd vroeg ik mij af waar ze vandaan kwam en waarom ze iets dat zo vanzelfsprekend lijkt niet bleek te kennen.
Elke dag maak ik wel iets mee. Mensen die zich met kleine vouwfietsen in de metro wurmen en panisch kijken hoe ze in de inmiddels rijdende metro van de deur naar ‘de fietsenstalling’ – een met een stang afgebakend stukje vloer – moeten komen.
Vanmorgen kwam een man met een gewone fiets de metro in. Nou ja, gewone fiets. Aan het stuur hing een enorme fietstas. Achterop de bagagedrager zat een kinderzitje en aan beide zijden hingen ook nog dikke fietstassen. Je moet maar durven, zo midden in de spits!
Ik ben benieuwd wanneer iemand met een kameel de metro in komt. Morgen misschien?