Geplaatst op

Column: Ontmoetingsplaats

Het was mij al eens eerder opgevallen dat er iets vreemds aan de hand was. Misschien zat ik in de ontkenningsfase, wilde ik het gewoon niet zien of toegeven. Maar ja, kan ik er iets aan doen? Kan ik het helpen dat een groep mensen zomaar een nieuwe bestemming, een andere functie aan een lapje grond toekent?

Het is ergens in januari. Ik ben met dochtertje Laura van vier op weg naar de geitenboerderij in het Amsterdamsebos. Laura’s fietsje ligt in de achterbak en ik verheug mij op wat frisse buitenlucht, dat zal ons goed doen.

Er zijn twee parkeerterreinen vlakbij de geitenboerderij. Eén minuscuul postzegeltje waar nooit plek is en iets verderop een enorme lap asfalt, vanaf de randweg bereikbaar via een smal weggetje. Ik tuf meteen door naar het tweede parkeerterrein. Lui als mensen zijn, bevindt zich een opeenhoping van auto’s pal aan het begin van het terrein. Het is woensdagmiddag en dus topdrukte bij de geitenboerderij.

Ineens valt het mij op dat niet alle auto’s op een kluitje bij elkaar staan. Een paar eenzame auto’s staan juist zo ver mogelijk hier vandaan, in de verste verre hoek, gemoedelijk naast elkaar. Half verscholen achter een groenstrook. Een andere auto rijdt een rondje om de groenstrook, houdt even in bij de geparkeerde auto’s en rijdt daarna weer verder.

Dit tafereel herhaalt zich met tussenpozen van een paar seconden. Even later voegt er zich een tweede auto bij. Het lijkt wel een vreemd soort paringsdans. Er zitten trouwens ook bedrijfsauto’s bij, naam en telefoonnummer staan groot op de zijkant. Het valt mij op dat er alleen mannen in de rondcirkelende auto’s zitten. Wat er achter de groenstrook in de stilstaande auto’s gebeurt … het is mij een raadsel.

Ik ben nieuwsgierig, speel met het idee even navraag te gaan doen, maar ja, ik loop hier met mijn dochtertje. Niet dat ik zonder dochtertje wél zou durven. Iets in mij zegt dat die mannen niet hun Flippo verzameling aan elkaar tonen. Ook al grapte mijn oudere broer vroeger dat als je een vork inslikt, er niets kan gebeuren (want dan zitten er tralies voor, voegde hij daar lachend aan toe), ik blijf er toch ver vandaan!

Ineens herinner ik mij dat ik in hartje winter, op zoek naar een goede plek om sneeuwfoto’s te maken, ditzelfde parkeerterrein op ben gereden om er te keren. Terwijl ik erop reed, reed een andere meneer er juist vanaf. Die keek mij nogal indringend aan. Ik keerde en wilde het parkeerterrein alweer verlaten, toen bleek dat ook hij was gekeerd en het terrein weer kwam oprijden. Met een verbijsterde uitdrukking op zijn gezicht terwijl ik hem passeerde op weg naar de uitgang.

Een stukje verderop, aan de andere kant van de snelweg, heb ik toen alsnog prachtige foto’s gemaakt van besneeuwde bomen. Ook daar stonden hier en daar eenzaam en alleen wat auto’s half verscholen onder bomen.

Zodra ik mij gewapend met mijn camera ergens liet zien, gingen die auto’s er niet zelden snel vandoor. Kijk, ik vind het prima dat mensen een rustige plek hebben gevonden waar ze elkaar kunnen ontmoeten, maar voor mij is een bos gewoon een bos. Ik kom er voor de natuur, om te wandelen en voor het maken van foto’s.

Het is voor mij sinds die tijd dan ook even wennen, dat zodra ik de openbare weg wil oprijden, passerende automobilisten mij mogelijk wat vreemd aankijken, omdat ze denken te weten wat ik daar heb uitgevreten…