Geplaatst op

Column: Op sterkte

Elvira heeft een nieuwe bril nodig. Niet een, maar twee. Een gewone en een zonnebril-op-sterkte. Dus op naar de opticien, voor twee ‘pareltjes’ voor op de neus.

Laura duikt meteen de speelhoek in, ik slenter wat rond en Elvira laat haar oogbollen doormeten. Tijdens mijn tweeënveertigste rondje vang ik een fragment op van een gesprek tussen verkoper en klant: ‘Een bril is normaal tussen de twee à drie weken klaar, maar omdat deze glazen niet dezelfde sterkte hebben, zal het in uw geval minstens drie weken worden.’

Daar verbaas ik mij nogal over. Is dat niet vaak het geval? Dat het ene oog iets beter/slechter ziet dan het andere?

Elvira’s oogmeting is klaar en na een zoektocht van een klein uurtje zijn ook beide monturen uitgezocht. Tijd voor het laatste en moeilijkste onderdeel: de kleur van de zonnebril, of beter gezegd, van de glazen. Een keurig doosje gaat open. Felle Haribo kinderkleuren stralen ons tegemoet. Felgeel, roze, paars, gifgroen.

Twee kleuren zijn wel mooi en ook niet zo opvallend. Alleen, uitgerekend die twee exemplaren zijn helaas niet gratis, wordt er meteen bij verteld. O ja, klein detail: wij zijn in die ene brillenzaak waar de tweede bril, een zonnebril op sterkte, gratis is.

Gratis, daar moet natuurlijk wel voor betaald worden. Dat krijg je niet voor niets. Glazen met een limonadekleurtje zijn gratis. Daar heb je nog wel UV400 én ontspiegeling bij nodig en ook die twee extraatjes blijken een aardig bedrag te kosten.

Net als de ergste schrik is weggeëbd, blijkt het genoemde bedrag ook nog eens per glas te zijn. Alleen al deze twee flinterdunne coatings zijn zelfs duurder dan twee complete Polaroid brillen! Oké, die zijn dan weer niet op sterkte, dat is waar.

We vragen de verkoper naar de levertijd. ‘Normaal is dat…’ en terwijl de verkoper zijn verhaal afsteekt, dat mij vaag bekend voorkomt, beweeg ik mijn lippen. Hij is de buikspreker en ik de pop: ‘… maar omdat de cilinder bij u niet in het midden zit is dat bij u minstens drie weken.’

Na vijf weken radiostilte gaan we maar eens langs. O, kijk nou, de bril is er wel, alleen de zonnebril nog niet. Elvira neemt het kleinood in ontvangst. ‘Goh, ik dacht dat u zei dat de glazen heel dun zouden zijn,’ is haar verbaasde reactie.

De verkoper kijkt haar verbaasd aan. ‘Hoe dun je de glazen ook maakt, je zult ze altijd zien,’ verdedigt hij zichzelf.

En dát had hij nou niet moeten zeggen. Er verschijnt een gemene lach om mijn mond en mijn gedachten dwalen af. Ik denk aan Peter, een collega bij een vorige werkgever. Was Peter maar hier. Die zou wel raad weten. Peter is erg goed met woorden. En dat éne zinnetje van die verkoper…

‘U zegt dat ik de glazen ALTIJD blijf zien,’ zou Peter meteen zeggen.

‘Jawel.’

‘Ik kan mij anders heel goed voorstellen dat er een moment komt, als je de glazen maar dun genoeg maakt, bijvoorbeeld zo dun dat je ze bijna niet meer ziet, ik bedoel nog wel een heel klein beetje, maar toch niet meer zoveel als nu, dat ze dan een heel stuk dunner zullen zijn dan dat ze nu zijn. Denkt u ook niet?’ Peter’s onschuldige, maar pientere ogen staren de verkoper afwachtend aan.

‘Eh … ja, daar zegt u wat.’ Heb ik dit? vraagt de verkoper zich ondertussen wanhopig af.

‘Dus ze kunnen wel degelijk dunner.’

‘Nou nee.’

‘Maar u zegt net van wel.’

‘Nee, dat zei ik niet. De glazen kunnen niet dunner, je blijft ze zien.’

‘Er komt toch écht een moment dat je ze niet meer ziet…’

Als Peter hier was, werd het een ellenlange discussie. De verkoper zou, nadat Peter eindelijk de winkel had verlaten, toe zijn aan een lange vakantie, heel ver weg van Peter. Maar Peter is er niet en ik beheers me, hoewel dat mij best veel moeite kost. Kon ik maar met woorden spelen zoals Peter.