Geplaatst op

Column: Palletje-nokje syndroom, een drieluik (deel 3)

Mijn mond vormt een geluidloze uiting van verbazing: ‘O.’ De meneer van de garage is dan al naar binnen gelopen en duikt achter een levensgroot beeldscherm. Af en toe kijkt hij zenuwachtig mijn kant op, maar zegt geen woord. Soms drukt hij behoedzaam op een knop van het toetsenbord,. Zo zachtjes dat het onhoorbaar is. Om vervolgens langdurig en zonder merkbare oogbewegingen naar het scherm te staren.

‘Lukt het niet?’ vraag ik na acht minuten van zwijgend toekijken. Hij schudt zijn hoofd en staart rustig verder.

Vervolgens worden in een half uur tijd, na een reparatie die amper vijf minuten heeft gekost, diverse medewerkers te hulp geroepen. De meest exotische toetscombinaties worden genoemd. Onuitspreekbare codes voor onderdelen worden ter plekke bedacht. Suggesties die beter achterwege hadden kunnen blijven worden op vriendelijke toon opgelepeld.

Uiteindelijk blijkt het probleem eruit te bestaan dat ik geen klant ben, maar een passant. Het systeem kent mij niet en kan daarom geen factuur uitdraaien.

Dan ineens wil het programma weten wat voor auto ik heb. ‘Een Renault,’ zeg ik behulpzaam.

‘Een één punt zes er el, of een één punt zes er en?’

Het model schiet mij helaas 123 niet te binnen, maar ja, het is alweer zes jaar geleden dat ik de glossy folder uit mijn hoofd kende.

Het blijkt een AK100567 te zijn. Een medewerkster ontdekt dat als je op “shift plus” drukt, er een lijstje met modelnummers verschijnt. En dan is natuurlijk snel duidelijk dat ik al jaren in een AK100567 rijd.

Eindelijk, eindelijk, eindelijk rolt de factuur uit de printer. Het zweet gutst inmiddels in brede stromen over mijn gezicht en onder mijn oksels vandaan. In dierenpark Overloon was de hitte al niet te harden, in zo’n showroom is het ook geen pretje.

Ik reken af, vergeet vooral de fooi niet en met een werkend slot rijden we weg. ‘Laten we in Venray een lekker ijsje gaan eten,’ stel ik voor. ‘Dat hebben we wel verdiend.’

Het is inmiddels laat op de middag en erg veel kunnen we vandaag niet meer doen. ‘Kijk, een mevrouw op een fiets,’  roep ik bij het passeren van een poster. Daar staat een man met een bizarre doodsgrijns op, die ik Laura koste wat kost wil besparen.

Na het ijs probeer ik, gewoon voor de lol, de achterbak te openen. Helaas. Het slot blokkeert. Met lange gezichten rijden we terug naar de garage. Ik begin deze ringweg inmiddels een beetje zat te worden.

De man onder het bordje “receptie” kijkt mij verbaasd aan. Dan werp hij een vlugge, angstige blik richting wandklok. Vijf voor vijf. Zijn vrije avond staat op het punt te beginnen. Ware het niet dat ik – of liever gezegd de achterbak – daar een stokje voor ga steken.

De schroevendraaier komt weer tevoorschijn. Een palletje is opnieuw langs een nokje geschoten en dan gaat het niet goed, dat wist ik al. Na veel peuren en uitproberen geeft de man het op. Er moet een nieuw slot in. Het moet worden besteld en dat gaat lang duren.

Op zich geen probleem, zolang ik het maar tot Amsterdam kan uitstellen en ik tot die tijd mijn achterbak kan openen. Mijn kennis van auto’s is nul komma min één, maar ik kom met een voor mijn doen lumineus idee: ‘Is het slot kapot, of is het de centrale deurvergrendeling? Dat laatste mag je van mij loskoppelen, dan gebruik ik voor de achterklep gewoon de sleutel.’

Hij knikt en gaat meteen aan de slag. Uiteindelijk wordt alles weer in elkaar gezet en probeert hij het uit. Een luide vloek galmt door de werkplaats. Het werkt niet. Het zou moeten werken, maar doet dat niet. Alweer is het palletje langs een nokje geschoten en dan gaat het niet goed. Vastberaden bekijkt hij het slot vanuit elke hoek. En dan gebeurt het. Eureka!

Voor de laatste keer verdwijnt hij in de donkere hoeken van de werkplaats en begint als een razende te vijlen en met een tangetje te breken. De achterklep wordt weer gemonteerd en zie daar: het werkt! Als nieuw. Palletje blijft niet meer achter nokje haken, want er is geen nokje meer. Zo kan het slot nog jaren mee, vertrouwt de man mij toe.

Om kwart over vijf verlaten wij, toch nog met een tevreden gevoel, de garage en gaan op weg naar ons vakantiehuisje in Arcen. Wat een dag! Verwarde gedachten vol kapotte sloten, palletjes en nokjes dwarrelen door mijn geest.

Plotseling schrik ik op. ‘Pappa, wie is die mevrouw op die foto die zo eng kijkt?’ vraagt Laura, precies op het moment dat we Venray uitrijden.