Geplaatst op

Column: Pieper

Ik stap uit de metro en werk mij via de overvolle trap naar beneden, terwijl een indringend gepiep steeds luider wordt. Brandalarm! In de hal kijk ik nerveus om mij heen. Nergens is rook te zien, laat staan vlammen. Nog niet althans.

Onder dit metrostation bevinden zich een paar winkeltjes die efficiënt zijn weggewerkt in het talud. Gezien het drukke tijdstip lopen en staan overal plukjes mensen, al dan niet met een telefoon in de hand. Ik ontwaar zelfs twee mensen die mét elkaar praten, een zeldzaamheid. Niemand lijkt het alleen te horen. Die niet-te-negeren-en-o-zo-irritante-pieptoon-die-overduidelijk-van-een-brandalarm-afkomstig-is. Niemand. Behalve ik.

Ik spits mijn oren in een poging te achterhalen waar het geluid vandaan komt en loop vervolgens naar de bakker. Daar bestel ik een puddingbroodje en een chocoladebroodje, omdat ik op weg ben naar de Mediamarkt en best wel trek heb. Ik neem het papieren zakje aan en steek op de valreep een vinger in de lucht (‘hé, wat hoor ik nu ineens’), waarop de verkoopster mij met ogen als putdeksels aanstaart als ik tussen neus en lippen door vertel dat ik mij niet aan de indruk kan onttrekken dat er ergens iets – wellicht een brandalarm? – staat te loeien.

‘Brandalarm?’ zegt ze verbaasd.

‘Ik hoor een irritante, hoge pieptoon.’

‘O ja?’ Ineens zie ik een lichte flikkering in haar ogen, al zou dat ook de reflectie van uitslaande vlammen achter mij kunnen zijn ‘O! Datte! Nee, dat komt bij de Arena vandaan.’

‘Nou, dat betwijfel ik, da’s een stuk verderop. Ik denk zelf aan het pand naast je.’

‘O ja?’ Met een verbaasde uitdrukking op haar gezicht komt ze achter de toonbank vandaan. Samen lopen wij naar het buurpand, waar zich een muur van staal bevindt.

Met haar oor tegen het stalen rolluik: ‘Ja, je hebt geijkt, nu hoor ik het ook.’

‘Kun je de eigenaar bereiken?’

‘Nee. Hij is d’r al een maand uit.’ Ze haalt haar schouders op. ‘Dat ding gaat al af sinds vorige week. Het kan vast geen kwaad.’

‘Maar wat nou als het al die tijd lichtjes aan het smeulen is en zich langzaam uitbreidt tot de vlammen straks bij jou uit stokbroden slaan?’

Ze kijkt mij geschrokken aan en ziet in gedachten haar croissants wegsmelten.

‘Als ik jou was zou ik even een belletje plegen.’

‘Misschien dat ik dat dan toch maar doe…’

Snel keert ze terug naar het bakkerswinkeltje en begint het rijtje klanten te helpen dat inmiddels op haar staat te wachten. Ondertussen loop ik door naar de Mediamarkt voor een MP3-speler. Ik laat het apparaatje uit, maar die oordopjes houden het geluid tenminste tegen.