‘Hij moet korting geven. Dat moet gewoon. Geen gelul, geen smoesjes. Ik wil korting. Desnoods geeft hij er een pakje batterijen bij. En anders houdt hij hem maar. Als hij niet wil, loop ik zó naar de BCC! Zo doen we dat.’
Ik sta in de kassarij van de Kijkshop te wachten. Voor mij staan een man en een vrouw. Ze zijn verwikkeld in een verhitte discussie. Althans, een éénzijdige discussie. De vrouw praat tegen haar man alsof ze heel erg boos is.
Het is een pittig type en ze heeft overduidelijk de broek aan. Ze spuugt korte, krachtige zinnetjes in de richting van haar man, die ze gehoorzaam opvangt en doorslikt. Zo te horen weet ze precies wat ze wil en hoef je niet te proberen tegen haar in te gaan.
Haar man luistert en zwijgt. In zijn hand houdt hij een geel pasje met een bijtje erop. Ik staar naar het rek vol batterijen achter de kassa, om vooral niet de indruk te wekken dat ik met wijdgeopende oren met ze meeluister.
Knappe jongen die het lukt om níet mee te luisteren, gezien haar stemvolume en bitse toon. Ik luister aandachtig en in gedachten zie ik een column ontstaan. Deze column, dat snap je.
De man kijkt zijn vrouw bedremmeld aan, staart eventjes besluiteloos naar het puntenpasje in zijn hand (FreeBees) en kijkt vervolgens naar de verkoper. Dat is het vreemde van het hele gesprek tot nu toe. De vrouw “praat” tegen haar man, die op zijn beurt tegen de verkoper praat. De verkoper antwoordt aan hem en hij zegt vervolgens niets tegen zijn vrouw. Dit herhaalt zich enkele keren.
De verkoper haalt zijn schouders op. ‘Ik kan hem niet vinden.’
De vrouw schudt haar hoofd. ‘Het is een keukenweegschaal, geen personenweegschaal.’
Daarop spreekt de man de verkoper aan: ‘Het is een keukenweegschaal.’
De verkoper lijkt opgelucht. ‘O, vandaar.’ Hij verdwijnt naar achteren.
‘Hoeveel staat er op dat pasje?’ bijt ze haar man toe.
‘Dat kan ik niet zien,’ antwoordt hij.
Ze lijkt hem niet te horen. ‘Als je maar korting bedingt. Ik sta zo bij de BCC.’
De verkoper komt terug en meldt dat hij het exemplaar uit de vitrine moet pakken. Of mevrouw wil meelopen om de weegschaal aan te wijzen.
Terloops vraagt hij een verkoopster om even met de man af te rekenen.
‘Dat is dan dertig euro, meneer.’
De man geeft het pasje aan de verkoopster, die het door een kaartlezer haalt.
‘Er staat zevenentwintig euro op. U moet drie euro bijbetalen, meneer.’
De man grabbelt tussen de munten in zijn jaszak en geeft haar wat exemplaren.
Zijn vrouw voegt zich weer bij hem. ‘En? Was het voldoende?’
Hij schudt zijn hoofd. ‘Drie euro te kort.’
De vrouw ontsteekt in razernij. ‘Wat! Dat kan niet. Dat klopt niet. Dan worden we belazerd. Vorig jaar stond er bijna zestig gulden op, toen heeft Janus er nog mee getankt.’ Ze kijken elkaar verongelijkt aan. ‘We worden gewoon belazerd,’ herhaalt ze. ‘Laat zien, wat staat erop?’ De man haalt zijn schouders op en kijkt haar sip aan. ‘Hoe moet ik dat nou weten, je moet het in zo’n apparaat stoppen.’
Dan neemt hij een besluit en vraagt de verkoopster om het pasje nogmaals in het apparaat te doen. Dat doet ze. ‘Het pasje is leeg, meneer.’
De vrouw staart haar man aan. ‘Dat kan niet. Er stond bijna zestig gulden op, vorig jaar. Zeker weten. Er is nog mee getankt. Dat omrekenen, die berekening, die klopt van geen kanten.’
De verkoper, die inmiddels met weegschaal en al is teruggekeerd en een en ander oogluikend heeft aangehoord, vraagt: ‘Is er een probleem?’
Ze schudt geïrriteerd haar hoofd. ‘Laat maar. Er klopt niets van. Geef die tas nou maar hier.’ Ze steekt haar hand uit en pakt het tasje met de weegschaal aan. ‘Kom!’ Haar man volgt gedwee. Druk gebarend loopt ze met haar man de winkel uit.
Even later, nadat ik mijn prepaid-kaartje in ontvangst heb genomen, kom ik het stel buiten de winkel nogmaals tegen. Ze bestuderen de bon aandachtig en staren een tijdje in het tasje. Dan lopen ze druk discussiërend weg en meen ik ze de BCC binnen te zien gaan.