Geplaatst op

Column: Rob

Maandagmiddag. Een dag op het werk. Alleen geen gewone maandagmiddag en geen gewone dag op het werk. Ik zit op mijn werk en weet wat er staat te gebeuren. Dat is het rare. Ik doe mijn werk. Tik op een toetsenbord. Tuur wat naar een scherm. Maar steeds betrap ik mij erop dat ik afwezig uit het raam staar. Ik kan mijn aandacht er vandaag niet bijhouden. Vanmiddag niet. Wat doe ik hier? Nu leeft hij nog. Straks is hij dood.

Het is onwerkelijk. Raar. Niet te bevatten. Ik weet wat er staat te gebeuren. Iemand die ik ken ligt op bed. Hij is ziek. Al heel lang. Herstel wil steeds maar niet komen. Alleen tegenslagen. Die zijn er in overvloed. De hoop op herstel is nu voorgoed vervlogen, terwijl het er kort geleden nog zo goed uitzag. Een laatste ingreep die alles beter moest maken. Heel even gloorde er licht aan de horizon. Maar ook deze keer was het mis. Herstel zit er nu niet meer in. Nu is Rob nog in leven. Als ik straks naar huis rijd, is hij dood. Niet meer onder de mensen. Weg bij vrouw, gezin, familie, bekenden.

Het lijkt mij zo raar. Weten dat je sterven gaat. Mensen komen naar je huis met slechts één doel. Afscheid nemen. Van jou. Voor de laatste keer. Eén voor één komen ze aan je bed staan en volgt de moeilijke taak. Gedag zeggen. Voorgoed. Bedanken voor alles. Een persoonlijke afscheidswoord. Mensen die zich sterk proberen te houden tot ze de kamer hebben verlaten. Jij die zich sterk probeert te houden tot de laatste de kamer heeft verlaten.

Het is moedig om daar te liggen. Moedig om zo lang te hebben gevochten. Moedig om toe te geven dat je hebt verloren en vechten geen zin meer heeft.

Ik staar uit het raam. Misschien ben je nu dood. Misschien ben je nog in leven. Ik pak de autosleutel en loop naar buiten. Ik weet het eigenlijk wel zeker. Ook jij weet nu of er leven is na de dood.