Geplaatst op

Column: Rood licht

Ik rem en stop voor het rode verkeerslicht. Waarschijnlijk valt je niet op dat er iets vreemds is met de vorige zin. Is het omdat ik met “ik” begin, terwijl mij vroeger uitdrukkelijk is geleerd om een brief of verhaal nooit daarmee te beginnen? Of heeft het met dat stoplicht te maken? Of misschien zelfs met allebei?

Welnu, het stoplicht heeft te maken met het feit dat ik vandaag een beetje opstandig ben, ietwat tegendraads doe, en expres lekker met “ik” begin en ondertussen van binnen kook van woede.

We gaan een stukje terug in de tijd. Ik kom aanrijden bij een T-splitsing, vanaf de onderkant van de letter T zal ik maar zeggen, op het moment dat het licht op oranje springt. Twee auto’s voor mij geven snel nog wat gas bij en slaan rechtsaf, door oranje dus. Een derde auto bevindt zich nog meters voor de stopstreep als het licht allang in rood is veranderd. Ook die auto geeft gas en slaat met een pittige snelheid rechtsaf.

Ik stop, want het licht is nu wel heel erg rood en kijk opzij. Oops! Links van mij, daar staat een politieauto, vooraan in de rij met wachtenden. Ook al was ik niet van plan om door te rijden, ik ben toch blij dat ik gestopt ben. Amper bijgekomen van de schrik zie ik iets bewegen via de binnenspiegel. Een brommer komt op hoge snelheid recht op mijn achterkant afgereden, om op het allerlaatste moment met het bochtenwerk van een ervaren stuntman om mij heen te laveren. Zo, die durft!

Ik kijk naar links, naar de wachtende politieauto. Ik weet immers wat er staat gaat gebeuren: die brommerrijder is onherroepelijk de pineut. Dat hij die opvallend gekleurde auto niet heeft gezien en zo een fikse bekeuring riskeert, is meteen ook bewijs dat hij niet heeft gekeken of hij wel veilig over de kruising kon scheuren.

En ja hoor, na een korte aarzeling komt de politiewagen in beweging. Dat was natuurlijk te verwachten. Die wagen verdwijnt echter in de richting waar ik zojuist vandaan ben gekomen. Waarom gaat hij niet achter die brommer of achter die laatste auto aan?

Perplex richt ik mij weer op mijn eigen verkeerslicht en wacht op groen. Wat doe ik hier? Waarom sta ik hier te wachten? Het enige voertuig dat hier op groen staat te wachten, is een politiewagen! Oké, en ikzelf. Ja, en de arme mensen die achter ons staan, maar die hebben geen keus, die moeten wel wachten.

Ik sta hier voor Jan-doedel, riskeer dat kwade automobilisten mij verwijten dat ik zomaar midden op de weg stop en voor onnodige vertragingen zorg. Straks vallen er nog klappen, sterker, om deze reden worden mensen tegenwoordig soms zelfs doodgeschoten.

Ben ik misschien te burgerlijk? Regels zijn er om van af te wijken. Kijk maar als de politie iemand een keer wél ergens op aanspreekt. Als agent moet je dan stevig in je schoenen staan, want je krijgt heel wat over je heen, moet flink wat moeite doen om met argumenten te komen om iemand te overtuigen dat hij of zij iets doet wat niet mag.

Een betrapte heeft een bosje vol excuses waarmee hij zijn gedrag meent te kunnen rechtvaardigen. Zoals de mooie opmerking ‘Heb je niets anders te doen, boeven vangen bijvoorbeeld’ die zo’n boefje graag als argument aanvoert. IJzersterk, al zeg ik het zelf. Alsof het feit dat het altijd erger kan rechtvaardigt dat je er zelf ook maar een zootje van moet maken.

Allemaal leuk en aardig, ik vraag mij serieus af of ik het mezelf niet te moeilijk maak. Ik heb ook haast, want ik zit met een tas vol afkoelende pizza en cannelloni op schoot. Dus als er iemand is met een goede reden om snel naar huis te willen, dan ben ik het wel. Waarom zal ik dan voor zo’n voorgeprogrammeerd kastje gaan staan?

Ik weet het antwoord. Omdat ik er later heel veel spijt van krijg als ik het niet doe. Een jaar geleden bijvoorbeeld, ik reed over een geheel verlaten, nogal donkere weg richting Schipholtunnel. Niet over de snelweg, maar over de parallelweg. Een mooie brede weg, met meerdere stroken die uitnodigen om lekker hard te rijden. En door rood.

Want het stoplicht ter hoogte van het lang-parkeren-terrein was rood voor mij en ik zag toch echt helemaal nergens een voertuig, fietser, of voetganger. En ik reed net zo lekker, met een heerlijk muziekje aan, dus waarom dan op een geheel verlaten kruising stil gaan staan, omdat een computer dat zo nodig vindt?

En toch stopte ik. Terwijl ik ongeduldig op groen stond te wachten, met mijn voet alvast paraat vlak boven het gaspedaal, zag ik tot mijn grote schrik dat er iemand midden op de weg stond. Een stukje verderop, bijna onzichtbaar in de schaduw van de ingangsmond van de tunnel. Vraag me niet waarom, maar er stond daar gewoon iemand met een landmeter, midden op de weg.

Als ik die avond met de daar toegestane snelheid van zeventig kilometer per uur door rood was gereden…