Geplaatst op

Column: Rookwolken

De laatste dagen is het ineens mooi weer. Niets dan strak blauwe luchten. Op vrijdagmiddag rijd ik na het werk over de snelweg naar huis en vraag ik mij af waarom ik elke dag mijn camera met mij meesleep. Er valt toch niets te beleven. Tien minuten later nader ik Osdorp en zie een enorme zwarte rookwolk laag over het stadsdeel drijven.

Naarmate ik dichter bij huis kom nader ik ook de zwarte smurrie en die rookkolom wordt er alleen maar breder op. Heel even lijkt de brand zich dichtbij mijn eigen huis te bevinden, een meer dan enge gedachte, maar gelukkig voor mij is dat niet het geval.

Van alle kanten komen voertuigen met loeiende sirenes aanrijden en ik laveer door het verkeer dat al aardig begint dicht te slibben. Ik ken deze omgeving, dus stal ik de auto op een plek waar ik niemand tot last ben en die toch op loopafstand is van de plek des onheils.

Ik ben niet zo’n sensatiefotograaf, maar ik heb het ding toch bij me. Daarnaast fotografeer ik regelmatig wolkenformaties en dit zijn ook wolken. Het bedrijven­terrein waar ik doorheen loop ziet helemaal zwart. Ditmaal van de rook. Een dik, zwart gordijn hangt laag bij de grond en de zon wordt er grotendeels door verduisterd.

Even later bereik ik een wegafzetting waar een hoop volk samengepakt staat. Als je de krant leest, weet je dat het regelmatig fout gaat bij werkzaamheden op het dak. Dit keer is dat bij een verzorgingstehuis.

Ik voel mij niet prettig als iemand boven mijn hoofd met de dakbedekking bezig is, dat kan ik je alvast vertellen. Dat heb ik al sinds ik tijdens mijn jeugd in Zoetermeer de dakbedekking van een groot flatgebouw in lichterlaaie heb zien staan. Je raadt het al: dakdekkerswerkzaamheden. Langs de dakranden droop door de hitte vloeibaar geworden, brandende teer omlaag richting galerijen. Ik moet er nog ergens wat analoge foto’s van hebben liggen.

Nog steeds komen brandweerwagens en ambulances uit alle richtingen aanrijden. De weg voor het tehuis staat inmiddels stampvol voertuigen met zenuwachtig flikkerende blauwe lampen. Twee hoogwerkers spuiten dikke stralen water in het vuur. Na een windvlaag trekt een enorm zwart gordijn over ons heen en begint het spontaan te miezeren. Rook, roet en bluswater. Tijd om een andere locatie op te zoeken…

Een stukje verderop sta ik te fotograferen. Achter een plastic lint dat over de weg is gespannen. Ik maak mijzelf nuttig door af en toe het lint voor een politiewagen op te tillen. Honderd meter achter mij gebeurt dat niet, daar zit een politiebusje gevangen in het rood met wit gestreepte plastic. Twee agenten staan op hun tenen en doen een  poging om de boel te ontwarren.

Opeens hoor ik een stem naast mij. ‘Wat een rook hè?’ Ik kijk naast mij en zie de overbuurman. Ook gewapend met camera. Zo kom je nog eens iemand tegen. Ik draai mij om en zie een gesluierde vrouw. Ze komt mij vaag bekend voor. Ik moet even goed kijken, maar zie dan dat het de overbuurvrouw is. Sinds wanneer is ze moslim? Ah! Ineens zie ik het. Ze houdt een dunne sjaal voor haar gezicht om de stank en de roetdeeltjes nog enigszins buiten te houden.

Opvallend veel mensen hebben een camera, video of foto, bij zich. Dat krijg je met die compacte camera’s van tegenwoordig. Dan gaat mijn mobiele telefoon. Elvira is nogal bezorgd. Ze heeft thuis vijf harde explosies gehoord, sirenes loeien onophoudelijk aan alle kanten van de wijk en ze weet dat ik rond deze tijd naar huis kom.

Ik stel haar gerust en besluit even later naar huis te gaan. De overburen lopen mee. Bij toeval hebben wij onze auto’s vlakbij elkaar geparkeerd, ruim buiten het inmiddels hermetisch afgeschermde gebied. Tegen de files in rijden we gezamenlijk naar huis. De sirenes klinken nog heel lang na, net als het geluid van een politiehelikopter.

Meer dan 130 bejaarden, velen slecht ter been, zijn binnen een half uur door personeel en hulpdiensten geëvacueerd. Geen gewonden. Geen doden. Gelukkig maar. De schrik zal er onder de slachtoffers helaas nog lang inzitten.