Gaf ik kort geleden nog een fotopresentatie aan een publiek van pak-hem-beet honderd mensen, vandaag bezoek ik een schrijfdag. Een schrijfmarkt vol gretige uitgevers en spannende workshops. Tot voor kort hield ik mijn activiteiten liever stil. Tot vorige week “zomaar ineens” een lijvig en met kleurenfoto’s geïllustreerd artikel in ons personeelsblad verscheen. Wat gebeurt er allemaal? Het is alsof ik vanuit de schaduw het licht in stap. Is dit mijn coming out?
De snelweg ligt er verlaten bij. Regen valt in grijze slierten omlaag, als dunne wolken die langs de grond strijken, de zon vaag erachter zichtbaar, het is een indrukwekkend driedimensionaal schouwspel. Zondagmorgen vroeg. Een normaal mens ligt nog op bed, of zit gapend en met broodkruimels rond de mond onderuitgezakt op de bank. Nee hoor, Kees moet zo nodig naar een schrijfdag toe.
Eindelijk zal ik hier twee bekenden ontmoeten. Raar klinkt dat, maar het klopt. Cor Snijders en Ron “Jack Lance” Puyn. Met Cor heb ik inmiddels zo’n drie jaar e-mail contact. Jack ken ik alleen van Suspense Story.
De hal van de Haagse Hogeschool waar deze schrijfdag wordt gehouden loopt al aardig vol. Ooit zat ik op de voorganger, de HTS aan de Wegastraat. Dat was in… 1984, een jaartal met inmiddels een ietwat vreemde lading. Het was een oud en vervallen gebouw, rijp voor de sloop en dat nota bene precies naast autosloperij Pametex. Een dreun, trillende ramen. Regelmatig bezweken zo de harde-schijven van het computersysteem van het allang verdwenen computermerk genaamd Prime. Hadden ze weer eens een gastankje over het hoofd gezien bij de pletmachine.
Ik kijk om mij heen. Een immense hal. Zuilen en etages met blinkend glas reiken tot aan de hemel. Vast een dure opleiding. Ik maak een rondje over de schrijfmarkt. Een bedrijf biedt een pakket genaamd “boekbinden” aan. Interessant. Mijn ogen glimmen en kwijl loopt langs mijn kin.
Afgelopen zaterdag heeft mijn net uit de doos getilde printer overuren gemaakt om een flinke stapel manuscripten uit te spugen. Want fluister tijdens mijn slaap het woord “uitgever” en ik ren meteen met verwijde pupillen naar mijn computer en zwengel de printer aan. Immers, het moet hier letterlijk wemelen van de uitgevers.
De verkoper licht de inhoud van het boekbinderspakket toe: harde kaft, lijm, kwast, linnen, bindgaren. Dit alles aangevuld met een stapel papier. Op A0-formaat. Dat zijn nogal grote, onhandelbare vellen. Alles bij elkaar moet dit genoeg zijn voor vijf gebonden boekexemplaren.
‘Je hoeft je verhalen alleen nog maar op te schrijven.’
Mooi. ‘En hoe krijg ik die verhalen dan op dit papier?’ vraag ik aarzelend, wijzend op het pakket.
De verkoper trekt zijn wenkbrauwen op.
Klein detail: op een evenement als dit komen vooral mensen die thuis een printer hebben, waar op ‘mysterieuze wijze allemaal bedrukte A4-papiertjes uit komen rollen…
De vriendelijke meneer toont mij een keurig dubbelgevouwen vel A0-papier en spreekt de legendarische woorden: ‘Zet de botte papiersnijder ertussen en de poster valt uiteen in een stel losse bladen, die zich perfect in de harde kaft laten binden. U kunt ze eventueel zelf kleiner knippen.’
Mooi pakket hoor, helaas heb ik er niets aan.
Er zijn inderdaad veel uitgevers aanwezig. Meer dan ik had durven dromen. “Printing on demand” tot zover het oog reikt. Gatver. Ik had het kunnen weten. Sterker nog, ik wist het. Uitgevers wagen zich nu eenmaal niet in een nest vol amateurschrijvers. Ze krijgen het hele jaar door hun manuscripten toegestuurd. Alsof dat niet al erg genoeg is, ze hoeven ons niet ook nog eens in het echt te zien. Ik kan het weten. Ik spreek uit ervaring en ik ben nuchter over mijn eigen werk.
Daarnaast heb ik kort geleden de twijfelachtige eer gehad andermans werk onder ogen te krijgen. Mijn manuscript kwam retour met de zoveelste afwijzingsbrief. En ook nog iets extra’s. Ik denk nog, hé, dat is leuk, ik krijg een uitgebreide beoordeling, daar heb ik wat aan. Maar het bleek dus om het manuscript te gaan van – laten we haar voor het gemak Jannie Joosten noemen – dat zich in uiterste doodsnood aan mijn boek bleek te hebben vastgeklampt. Ik las Jannie’s introductiebrief, ik las haar verhaal. De uitgever huilde, ik huilde met hem of haar mee. Er knapte iets in mijn hoofd.
‘Wat kunt u voor mij doen?’
Een in onberispelijk donkerblauw pak gestoken printing-on-demand-uitgever staat voor mijn neus, met een nette strop die strak tegen zijn keel gedrukt zit. Koud TL-licht blinkt op ronde brillenglazen. Hij is vlot van babbel. Ik mag mijn manuscript gerust bij hem aanbieden en driehonderd euro op zijn bankrekening storten. Uit dankbaarheid ontvang ik dan 1 (geen tikfout, hier horen geen twee of drie nullen achter te staan) exemplaar van “mijn eigen boek”. En een ISBN nummer. En mijn boek komt ook nog op de site te staan. Plus nog wat andere onbeduidende franjes.
Na een jaar mag ik voor tachtig euro nog eens een jaar on-site blijven. En stel, stel dat er een bezoeker komt en de bezoeker blijft lang genoeg hangen om mijn boek daar te ontdekken, en is zowaar genegen het te bestellen, dan zou het zomaar kunnen zijn dat mijn boek ook nog eens écht verkocht wordt. Dan (en alleen dan) krijg ik geld. Twintig procent aan royalties van – wat zal het zijn? – een verkoopprijs van maximaal twintig euro.
Maak jij voor mij de rekensom maar, ik durf het zelf niet aan. Er wordt in Nederland héél veel geschreven. Uitgevers geven jaarlijks maar een handjevol debuten uit. Zie ik hier een gapende kloof? Honderdduizenden manuscripten smeken erom gedrukt worden. Slimme ondernemers – het wemelt inmiddels van dit soort bedrijfjes – springen hier handig op in, met mooie kreten als “de snelste weg van manuscript naar boek” en geef ze eens ongelijk, had ik het zelf maar bedacht.
Ligt vast aan mij, maar ik voel er niets voor. Mij gaat het om “de snelste weg van manuscript naar lezer” en ik betwijfel of deze ondernemer mijn oplossing is. Hoeveel boeken moet ik per jaar wel niet verkopen om uit de kosten te komen? Wanneer verdien ik mijn eerste dubbeltje? Meneer-on-demand verdient er al meteen vanaf de start leuk aan, zelfs al verkoop ik geen ene moer. Ik zie printing on demand vooral als het walhalla voor de wanhopige schrijver, want puur het idee van “een eigen verhaal in boekvorm” maakt blinder dan een smoorverliefd stelletje.
Cor en Ron arriveren. Het wordt toch nog gezellig en de schrijfdag krijgt waarde. We hebben veel te bespreken, verbazen ons over hoe we eruit blijken te zien. De een had wel eens een wazige foto gezien, de ander tastte volledig in het duister.
Dan is het tijd voor de workshops. Hoewel de stof bekend is, is het verhelderend een schrijfdocent aan het woord te horen. Oefeningen doen, je eigen en andermans probeersels horen, is leerzaam. Volgend jaar zal mijn schrijfdag daarom voor het grootste deel uit workshops bestaan – mocht er tenminste nog eentje komen.
Mijn gevoel is wel bevestigd: een boek uitgeven is voornamelijk een kwestie van geld uitgeven. De zelf uitgeprinte stapel manuscripten gaat weer mee terug naar huis.