Alles is wit, bedekt door een dik pak hagelwitte sneeuw. De lucht is grijs zoals alleen een lucht vol met sneeuw dat kan zijn. Grote vlokken dwarrelen traag omlaag. Ik volg een vlok op zijn weg naar beneden. Tot hij op de grond valt, of ergens op een takje blijft steken. Dan kijk ik omhoog en kies een nieuwe vlok uit en herhaalt het tafereel zich.
Het is een rustgevende bezigheid. Dat er af en toe een vlok op een wijd opengesperd oog valt, neem ik maar op de koop toe. Ik blaas wolkjes damp uit, terwijl mijn blik afdwaalt naar het bos dat onder mij ligt. Een weggetje kronkelt tussen de met dennenbomen begroeide heuvels omlaag, steeds verder het ondiepe dal in. Ondertussen klinkt in de verte het vrolijke getinkel van belletjes, een geluid dat langzaam maar overduidelijk aanzwelt…
Dan daalt een wazige vlek af vanuit de hoogte, het maakt een sierlijke boog en komt vlakbij mij op de grond tot stilstand. Een bebaarde, olijke dikkerd in rood met wit stapt uit zijn voertuig en steekt een hand op. ‘Ho ho ho!’
Poef! Het tafereel dat ik voor mijn geestesoog zie is in een oogwenk weer verdwenen. Alleen de muziek gaat stug door. ‘Jingle Bells’ midden in oktober. ‘I’m dreaming of a white christmas’. ‘Kling klokje klingelingeling’. Ik schud mijn hoofd, want hoe bedenk ik het.
Mijn Australische collega kan dan in hartje zomer een intens, onbedwingbaar kerstgevoel krijgen, mij lukt het in deze tijd van het jaar nog steeds niet. Waarom doe ik mijzelf dit aan, vraag je je misschien af (ik sta bekend om mijn telepathische gaven en ja, ook dit hoor ik je denken, dus pas maar op). Het antwoord is verbluffend eenvoudig: speciaal voor het blad SF Terra schrijf ik een kerstverhaal.
Midden in de zomer, met een bloedhete zon en flessen zonnebrand die overal in huis rondzwerven lukt mij dat niet zo 123, vandaar dat ik iets gematigder weer heb afgewacht. Nu dus. In een vlaag van verstandsverbijstering bedacht ik mij vandaag dat het vast een stuk beter ging als ik een kerstplaat opzette, mijn ogen sloot en een betoverend kerstlandschap voor mijn geestesoog toverde.
Op het moment dat Elvira met een dwangbuis komt aanlopen en zo onopvallend mogelijk de telefoon (112) pakt, besluit ik om snel een koptelefoon op te zetten (‘Sorry, ik heb per ongeluk de verkeerde CD opgezet, wie doet hem dan ook in het verkeerde doosje, jij soms?’). Ze kijkt mij nu schuin aan, maar ik doe alsof ik een doodnormale plaat draai en sluit mijn ogen om zogenaamd extra van de muziek te genieten.
In feite is dat alleen maar om mijn interne wereld te kunnen zien. Besneeuwde heuvels. Dennenbomen. De kerstman. Ho ho ho. Hoewel de bedoeling van het verhaal ook voor mij nog een compleet raadsel is, ben ik wel alvast begonnen met schrijven. Vaak is “zomaar wat schrijven” voldoende om mijn fantasie op gang te brengen. Ook al schrijf ik de meest gruwelijke kolder die later weer de prullenbak in kan.
De bedoeling is dat het een science fiction verhaal wordt met als thema kerstmis. Een moraal, een diepere betekenis wil ik erin verwerkt hebben. Dat hoort nu eenmaal bij een kerstverhaal. Want je kaarsenassortiment in hoog tempo opbranden en jezelf volvreten, dat geeft alleen maar schuldgevoelens.
Ik ben aardig op dreef met het intro, maar heb eigenlijk (sssssttttt, vertel het niet verder) nog geen flauw idee waar het verhaal over moet gaan. Meestal komt dat wel goed. Meestal. Niet altijd. Aaaaagh! De tijd begint te dringen. Want half november moet ik mijn verhaal ingeleverd hebben.
Laten we hopen op een wonder, zodat in december mijn kerstverhaal in SF Terra verschijnt. Ditmaal wel graag onder de juiste naam. In het septembernummer stond op de voorpagina namelijk: “dubbel-lang verhaal van Kees Krikke.” Kees Krikke, wie is dat nou weer? Het schijnt, het schijnt, dat ben ikke.