Iemand die met de handen achter de nek gevouwen lui achterover hangt in een stoel. Een ander kijkt al gapende met een verveelde blik een beetje in het rond. De derde persoon heeft een ingezakt, emotieloos gezicht en zit tot het uiterste onderuitgezakt op de bank. Dan verschijnt er nog een vierde in beeld, die met gebogen hoofd en de handen diep in de zakken gestoken een paar denkbeeldige steentjes wegschopt.
Een totaal uitgeblust groepje mensen, waar geen enkel sprankelend gesprek of spannende interactie van te verwachten valt. Ik heb het over (het eerste seizoen van) Big Brother. Moeten we het nu ook nog even over het auditieve deel van dit programma hebben? Nee toch? Spraakmakend is het in ieder geval niet.
Ik heb het echt geprobeerd hoor, eerlijk waar. Gekeken met open geest en (zij het met moeite) open ogen. Ik stelde mijzelf hierbij één vraag: ‘wat vinden kijkers hier leuk / interessant / leerzaam / spannend aan?’ Het spijt mij, ik heb het tot dusver niet ontdekt. Het zal wel aan mij liggen, maar ik zie alleen stierlijk verveelde mensen die uit balorigheid ‘dan maar ergens” over zitten / lopen / hangen / liggen te praten. Want je moet toch wat als je maandenlang in een huis zit opgesloten. Je kunt moeilijk al die tijd je lippen stijf op elkaar geperst houden. Maar die lichaamstaal dan, die verraad toch alles?
Met virtuele schaar en rolletjes plakband wordt uit een heel etmaal aan beeldmateriaal nog een enigszins toonbaar programma gemaakt. De muziek doet hier trouwens het meeste werk, die geeft de kijker onbewust aan of een scène spannend, mysterieus, of komisch bedoeld is. Muziek en geluid is altijd leidend. Haal bij “de engste film ooit gemaakt” de muziek en geluiden weg en het slaat meteen dood. Big Brother gaat met kunstig plak- en knipwerk nog een stapje verder. Een mug die per ongeluk het huis binnenvliegt, wordt net zo lang gemasseerd en geplet tot er een vlek ter grootte van een olifant van over is.
De voice-over maakt er een ‘samenhangend geheel’ van. Die stem doet het hem. Het hoogtepunt voor mij tot nu toe is: ‘Hij staat op om in de keuken een glaasje prik te halen.’ Na zo’n briljante uitspraak schieten meteen vijf gedachten door mij heen: nou en, waar moet hij het anders halen, waarom moet ik dat weten, en dat zie ik ook wel. O ja, een nadeel van zo’n geestdodende serie is dat tellen mij na afloop niet al te best afgaat.
Wat is er leuk aan kijken hoe een groepje mensen zich ongelofelijk loopt te vervelen? Soms lijkt zich in het huis dan toch iets af te spelen, maar dan hebben we het wel over een handje vlooien dat vanwege een enkele minuten durende voorstelling vrolijk springend uit een doosje gelaten wordt. De rest van de tijd worden ze alleen maar in leven gehouden. Netjes en gedwee wachtend tot ze weer een trucje mogen uithalen. Wat neerkomt op iets tijdrovends en geestdodends dat voor ze bedacht is, ook wel luisterend naar de naam “bezigheidstherapie”.
Onbegrijpelijk dat duizenden mensen dit dagelijks gadeslaan. ‘En zo eindigt dag honderd,’ vertelt de onzichtbare man. Ach, een half uurtje behang per dag, hoor ik wel eens opmerken. Tel je de extra lange uitzending op donderdag voor het gemak niet mee, dan zitten we vandaag op exact vijftig uur kijktijd. Nou vooruit dan, dat is inclusief de tussenliggende reclames. Meer dan twee volle etmalen naar helemaal niets kijken en naar nog minder luisteren!
De bewoners worden door professionele psychologen in de gaten gehouden. Laat ze zich liever op Kijkend Nederland storten. Voor Quincy de hond vind ik het nog het ergste. Dat is de enige bewoner die hier niet voor gekozen heeft, wiens stem wel gehoord maar zeker niet begrepen is. Straks rennen de bewoners snel naar huis, maar wie ontfermt zich over dit arme beestje? Een hond is geen speelgoed, zij is straks in één klap haar vertrouwde omgeving en camerageile baasjes kwijt. Welke psycholoog staat er voor haar klaar?