Geplaatst op

Column: Spelletje

Sinds kort speel ik weer spelletjes. Geen computerspelletjes, het is jaren geleden dat ik die speelde. Alhoewel? Ik moet toegeven dat ik twee jaar geleden ‘Freddie Fish en de zeewierzaadjes’ helemaal heb uitgespeeld. Maar dat is anders. Dat is een kinderavontuur.

Laura was nu eenmaal te jong om dat spelletje zelfstandig te spelen. Het is echt heel leuk en ik heb het helemaal uitgespeeld. Speciaal voor haar uiteraard. Dat Laura allang op bed lag, dat doet er niet toe.

Tegenwoordig spelen we échte spelletjes. Bordspelletjes. Je weet wel, met een kartonnen plaat die je openklapt, pionnetjes en dobbelstenen. Wat zeg je? Hoeft dat helemaal niet? Knop indrukken, ergens op klikken en een joy-stick beetpakken is voldoende? Ja, dat soort spelletjes vindt Laura ook leuk. Maar die CD’s liggen nu bij ons stof te happen. Want elke dag spelen eventjes een “ouderwets” spel.

Zo zijn daar Ganzenbord, Monopolie en Rummikub. De laatste twee overigens in de junior uitvoering. En ik moet zeggen: hoewel het idee mij in het begin nogal tegenstond, want wie haalt het in zijn hoofd om nog met bordspelen te klooien, is het best gezellig en leuk.

Ik ben er alleen erg onhandig in. Ik heb altijd pech. Laura is er juist verrekte handig in. Een kleuter van vier kan al wel tellen (op dit moment tot 39), maar optellen is toch een stuk lastiger. Bij Ganzenbord gebruik je twee dobbelstenen. Dat zeg ik er maar even bij voor de computerfreaks onder ons. Het aantal ogen van twee dobbelstenen optellen, dat doen volwassenen als automatisme. Zo’n kleintje echter niet.

Het aantal stipjes op één dobbelsteen omtoveren naar een cijfer, dat was wel even wennen. Het kind had immers nog nooit een dobbelsteen in het echt, laat staan van dichtbij gezien.

Optellen van de waarde van twee dobbelstenen blijkt lastiger. En dus begon ze met het tellen van alle ogen, alsof het één grote dobbelsteen was. Later leerde ik haar de ene dobbelsteen als één getal te zien en daar dan de ogen van de tweede bij op te tellen. Scheelt weer tijd. Optimalisatie ben ik verder niet aan toe gekomen (de dobbelsteen met de meeste ogen als begingetal nemen, de ogen van de andere erbij tellen).

Monopolie is het beste bewijs waarom het mij verboden moet worden in effecten te handelen. Hoewel de banken dat liever niet hebben, want die verdienen prima aan mij. Het spel is simpel. Het spelbord stelt een kermis voor, met allemaal leuke attracties. Je kunt attracties kopen. Het lijkt dus op de “grote mensen (erger je niet) monopolie”.

Lijkt wat ingewikkeld voor een vierjarige? Nou niet dus! Na een korte gewenningsperiode is ze er verdraaid handig in geworden. Zelfs de kanskaartjes, die ze nog niet kan lezen, herkent ze feilloos, bijvoorbeeld aan de gebruikte kleuren en symbolen.

Aan dit spel erger ik mij echter wezenloos en na één rondje heb ik vaak de neiging om acuut te stoppen. Laura krijgt een gratis attractie, Elvira koopt een attractie, ik raak drie euro kwijt voor de dolfijnenshow.

Tweede ronde. Laura koopt een attractie, Elvira krijgt een gratis attractie, ik sta op die van Laura en moet flink dokken.

Enkele rondes later. Ik ben de enige die steeds op mijn eigen attracties uitkomt, dus geld komt er amper binnen en ik ben inmiddels bijna bankroet.

Er is één vakje waar je, nadat je een bepaalde kanskaart hebt gepakt, geld op moet leggen. Stapt iemand vervolgens op dat vakje, dan mag hij of zij al dat knisperende geld hebben. Laura stapt erop als daar veel geld ligt, Elvira stapt erop als er nog meer geld ligt. Ik stap erop als één van de dames daar net langs is geweest en de buit dus net is verdwenen.

Ik moet het onder ogen zien. Ik heb er geen aanleg voor. Tegenwoordig voorspel ik, vlak voordat ik de dobbelsteen gooi, wat voor rampzaligs er voor mij in petto zit. Daar ben ik wel erg goed in moet ik zeggen. Kreeg ik daar maar geld voor, dan won ik dit spel met gemak.