Mistflarden drijven over weilanden en tussen groepjes bomen door. Het is doodstil. Ik snuif een flinke teug heerlijke, frisse ochtendlucht op. Vochtig en koel. Op mijn geest heeft dit het effect van een snelwerkende energiedrank. Boven mijn hoofd klinkt een nauwelijks hoorbaar zoevend geluid. Een groepje vogels vliegt over en vervaagt al snel in de nevel.
Ik sta op een landweggetje, naast een sloot. Aan de overkant ligt een groepje koeien te slapen. Achter hen is de zon in een vurig gevecht met de mist verwikkeld. Voorlopig zegeviert de waterdamp. Alleen enkele verdwaalde wolken hoog boven de horizon beginnen blosjes op hun wangen te krijgen. Een koe opent de ogen, kijkt mij verbaasd aan en komt moeizaam overeind. Haar staart heeft helemaal de smaak te pakken en gaat nog een stukje door, rijst hoog in de lucht. De echo van een blaffende hond, in de verte bij een eenzame boerderij, grotendeels verborgen door hoge bomen. Alleen een kronkelige toegangsweg verraadt menselijke bewoning.
Een groepje kippen aangevoerd door een trotse haan inspecteert mijn bedauwde schoenneuzen. De koe met de hoog opgeheven staart bemest inmiddels het door haar kaalgevreten ‘gazon’. Twee zwanen slapen tussen het riet. Een reiger staat als versteend naar het water te staren. Een spin zit in het midden van een door dauw zichtbaar geworden web; het beestje zal voorlopig honger moeten lijden.
Twee paarden komen aandraven, blijven bij een hek staan en begroeten mij hinnikend – ze kennen mij inmiddels. Verderop staat een groepje koeien dicht opeengepakt in de nevel netjes op hun beurt te wachten. Een boerin zit op een krukje en vult een metalen emmer. De boer zit vlak naast haar en melkt een andere koe. Alles nog met de hand. Ze werken kalm en op hun gemak. Het is kwart voor zeven in de morgen. Geen tijd om haast te hebben.
Ik waan mij in een andere werkelijkheid, lijk buiten de tijd te zijn geplaatst. Hier, op deze plek, lijkt de tijd zijn eigen wetten te hebben. Een mens staat er bijna nooit bij stil. Dat een kleine stap opzij voldoende is om tijdelijk aan de waan van het bestaan te ontsnappen. De wilde draaikolk genaamd dagelijks leven.
Mistslierten trekken langzaam aan mij voorbij. Ze ontstaan uit het niets, veranderen geruisloos van vorm, lossen even later ook weer op zonder een spoor na te laten. De zon ontworstelt zich aan zijn geheime slaapplaats. Eerst nog moeizaam, maar steeds krachtiger. Felle lichtbundels, kleurrijke banen van licht, schijnen tussen de in nevel gehulde bomen door.
Ik weet hoe deze ongelijke strijd afloopt. Uiteindelijk is het altijd de zon die wint. Hoe dicht mist en nevel bij de start van een nieuwe dag ook zijn, ze geven zich uiteindelijk altijd gewonnen. Het lost op – en alsof het nooit heeft bestaan, wordt het alsnog een zonnige dag.