Laura ligt op bed en Elvira is naar een Oracle Portal cursus, ze komt pas laat op de avond thuis. Pas de dag erna dringt het tot mij door, als ik met een collega aan de praat raak: ik heb de hele avond de televisie niet aangehad!
Het offensief wordt meteen geopend. Maar heb ik dan geen nieuws gezien? Ben ik zo onverschillig en interesseert de wereld mij niet? Ik haal mijn schouders op. Is het zo’n ramp om één avondje geen televisie te kijken? Draait de wereld als ik heel even niet toekijk niet meer door?
Als Amerika Irak binnenvalt en ik hoor dat pas de dag daarna, is dat dan erg? We leggen onszelf de verplichting op dat we altijd alles moeten weten, en wel zo snel mogelijk. Waar ook ter wereld, als er iets aan de hand is moeten we het acuut weten. Maar waarom eigenlijk?
Wat ik ’s avonds achter mijn computer uitspook kan nooit veel bijzonders zijn, zo vindt hij. Het heeft in ieder geval nooit iets vruchtbaars opgeleverd, aangezien hij nog nooit iets van mij in de krant heeft gezien. Dat is een steek in mijn hart. Een opmerking die mij echt behoorlijk pijn doet.
Ik wil hem toeroepen dat hij zijn krant kennelijk niet al te goed leest. Ook wil ik hem inpeperen dat meer dan honderdzestig van mijn foto’s op televisie zijn gebruikt. Maar waarom? De steek was pijnlijk, dat wel. De pijn was hevig, maar ook kort. De persoon in kwestie is heus wel een goeie vent, hij wil zijn mening soms alleen net iets te nadrukkelijk onder de aandacht brengen en daar kan ik wel tegen. Meestal dan.
Iedereen die weleens iets heeft geschreven, een kort verhaal, een column, of een boekwerk van vele honderden pagina’s, weet hoe moeilijk het is om iets gepubliceerd te krijgen. Het aanbod is groot en de mogelijkheden beperkt. Niet publiceren betekent niet per definitie dat iets slecht is. Een afwijzing van een uitgeverij of de redactie van een blad of krant komt ondanks dat keihard aan.
Een stuk waarin je jezelf compleet geeft, waar je oneindig veel avonden en dagen aan zit te zweten, al je tijd en energie instopt, wordt met één lange volzin op een simpel A4-tje afgewezen. Elke schrijver zal het gevoel herkennen; het is alsof je zelf wordt afgewezen.
Zo’n opmerking van een kennis, vriend, of collega is makkelijk gemaakt. Ik stel voor dat ze zelf eens iets schrijven, aanbieden en na lang wachten op een reactie zelf ondervinden hoe dat aanvoelt. Voordat ze zomaar tussen neus en lippen door even een oordeel vellen.
Overigens, al zit ik vele avonden per week verdiept in mijn proza en komt er nooit iets in drukvorm uit, degradeert dat het schrijversvak tot een zinloze activiteit? En is elke avond achter de beeldbuis hangen dan zoveel nuttiger?
Ach, hij ziet mijn naam heus wel een keertje ergens verschijnen en dan wil ik zijn beteuterde gezicht weleens zien…