Geplaatst op

Column: Stilte voor de storm

Het is heerlijk stil zo vroeg op de morgen. Of laat ik het zo zeggen: er zijn alleen gewenste geluiden. Het is zaterdag en krap acht uur. De laatste schapenwolken drijven langzaam weg en de zon die nog maar zo kort op is begint op mijn gezicht te schijnen. Het voelt al heerlijk warm aan.

Er staat een nauwelijks waarneembaar briesje. Net niet storend, net niet kil. Eerder heerlijk verfrissend, vooral in combinatie met het prille zonlicht. Vogeltjes zingen in de bomen en vliegen af en toe kwetterend heen en weer. Een merel pikt op schijnbaar willekeurige plekken in het gras en vliegt kort daarop weg met een dikke vette regenworm. Neem maar mee. Aan regen heb ik geen behoefte.

Ik weet dat het waar is. Je kunt de stilte echt horen. Althans, ik vermoed dat je het ontbreken van geluid kunt horen. Het voelt prettig aan. Het voelt zelfs heerlijk aan. Een uniek gevoel van ruimtelijkheid en grenzeloosheid. Een moment als dit zou voor altijd mogen duren, nooit voorbij moeten gaan. Wat wil een mens nou meer dan dit?

Drie huizen verderop wordt een sleutel in een slot omgedraaid. Twee deurklemmen gaan open. De deur zwaait piepend naar buiten open. In dezelfde beweging volgen een paar kinderen die luid joelend door een tuin beginnen te rennen. Alsof die tuin helemaal nieuw voor ze is en wacht om ontdekt te worden. Alsof ze dat gisteren niet ook al gedaan hebben.

Even later gaan bij de naaste buren de rolluiken open. Voor mij is dat bijna reden voor een hartstilstand. Want dat geluid klinkt alsof de ophaalbrug van een middeleeuws kasteel in vrije val omlaag klettert. En dat dus vlak naast je oor.

Verderop begint een elektrisch karretje luid te zoemen en denderen goedkope plastic wieltjes over een tegelpad. Het vaste parcours van dat kind bestaat uit een ritje rondom ons rijtje van tien huizen – het rijtje dus waar ons huis helaas onderdeel van is. Aan het gieren van de te zwakke elektromotor, het toenemen en afnemen van de frequentie van het geluid, is precies te horen waar de oneffenheden in het tegelpad van de steeg zitten en het onding omhoog dan wel omlaag gaat.

Baldadige kinderen van verderop uit de wijk rennen door het steegje achter de tuinen en bonzen hard op de houten schuttingen en schreeuwen zo luid mogelijk de meest vreselijke kreten naar elkaar. Van wie zouden ze dat vreemde gedrag hebben? Ik denk dat ik het antwoord weet.

Enkele ouders betreden de tuinen. Ze ontdekken elkaar en al snel praten ze op luide toon tussen de coniferen door met elkaar. Ze wisselen hun nieuwste belevenissen uit en beschrijven uitvoerig hun laatst gekochte dure aanwinsten. Zodoende leer ik bijvoorbeeld wie een nieuwe auto heeft gekocht, wie op het punt staat er eentje te kopen en hoor ik alle details van de nieuwste snufjes die erin zitten. Uiteraard wordt nadrukkelijk en met luide stem verteld welk een scherpe prijs ze hebben bedongen dankzij hun ijzersterke onderhandelingstactieken.

Het dringt tot mij door dat ik al een tijdje een irritant geluid hoor. Een brommende auto, die zo te horen precies voor mijn deur staat. Daarna toetert een auto. Die kan vast niet langs die stilstaande brommende auto. Ik hoor opgewonden stemmen in de straat ergens voor het huis, misschien zijn het die automobilisten wel.

De stad is overduidelijk ontwaakt. Mijn oren doen al snel pijn van de geluidsgolven die mijn tuin binnen komen denderen. De vogels zijn bijna niet meer te horen. Zouden ze soms naar de bomen in een aangrenzende buurt gevlucht zijn? Ik concentreer mij tot het uiterste om opnieuw de stilte te kunnen horen. Tevergeefs. Ik krijg het warm. De zon schijnt irritant fel op mijn gezicht. Waar is dat frisse briesje van daarnet nou gebleven?

Het is mooi geweest. Ik denk dat ik maar eens naar binnen ga en de deur sluit.