Geplaatst op

Column: Uit eten

We hebben bij onze favoriete Italiaan gegeten. De laatste keer was iets meer dan vier jaar geleden. Een hele tijd terug, dat geef ik toe. Het was dan ook even wennen. Allemaal van die kleine tafeltjes, met een smal looppad ertussen.

Een ober die met “stapels” borden en schalen op zijn arm balancerend kriskras tussen tafeltjes door paradeerde. Elk tafeltje was netjes gedekt. Twee borden, twee messen, twee grote lepels, twee kleine lepels, twee vorken, twee wijnglazen. Er stond een kaars en een piepklein plantje, dit alles uiteraard aangevuld met kunstig gevouwen servetten.

Al die jaren dat wij hier niet hebben gezeten, heb ik het eten afgehaald. Heel makkelijk. Thuis of vanuit de auto (stilstaand op een parkeerplaatsje) even de bestelling doorgeven, wat later een dampend pakketje ophalen en dan thuis op ons gemak – in onze eigen vertrouwde omgeving, desnoods met het flikkerende UPC-venster aan – onze maaltijd nuttigen.

De ober vroeg wat wij wilden drinken. We bestelden allebei wat fris. Hij maakte een korte notitie en verdween, maar niet voordat hij met een snelle beweging beide wijnglazen van ons tafeltje had gegrist. Geen wijn, geen wijnglazen.

We bestudeerden de menukaart. Voor de vorm. Als thuiseters wisten wij precies wat er te koop was en het repertoire waaruit wij kiezen beperkt zich sowieso tot drie of vier gerechten. Dat kiest wel zo makkelijk. De drankjes arriveerden en we bestelden de hoofdgerechten. Onder het gemompel van ‘geen soep’ haalde de ober dit keer de grote lepels weg.

Verbaasd vroeg ik mij af wat er nog meer weggehaald zou worden en of er misschien ook extra voorwerpen bij konden komen. Er was vast een toneelstukje van te maken. Maar ach, het was een klein tafeltje, dus wat extra ruimte kon nooit kwaad. Misschien moesten we maar helemaal geen eten bestellen vanwege de beperkte ruimte. We kregen toch een mandje met kleine broodjes en kruidenboter. Gratis. Of zou dan ook het tafeltje worden weggehaald. En de stoelen. Of moesten we in dat geval naar buiten verkassen. De straat op.

Het was even wennen, zittend aan zo’n tafeltje, wachtend op de lekkernijen. Om ons heen zaten wildvreemden. Sommigen zaten net als wij te wachten, anderen zaten al te eten, of waren in afwachting van de rekening. Elvira en ik waren niet naar dit restaurant gekomen om allerlei dingen te bespreken, dus we waren al snel uitgepraat.

Daarom gingen we maar een beetje rondkijken. Want wat moet je anders. Dat bleek nogal lastig te gaan. In elke richting die ik keek, staarde ik recht in iemands gezicht. Dat leverde verontwaardigde blikken op, mensen die zich afvroegen waarom ik naar ze zat te staren. Dan maar recht voor mij uit kijken, naar de flakkerende kaars die nooit korter wordt (het was zo’n witte buis met een kaars op een veer erin).

Onwillekeurig begon ik naar de gesprekken om mij heen te luisteren. Bij de kassa in de supermarkt heb ik nog weleens dat mensen voor of achter mij druk in gesprek zijn en vervolgens achterdochtig naar mij kijken, om zich ervan te verzekeren dat ik ze niet stiekem sta af te luisteren. Bewaar je gesprekken dan voor thuis of in de auto.

Of mensen vertellen iets dat juist wél voor mij en de andere wachtenden is bedoeld. Die gesprekken herken je zo. Let er maar eens op (of beter nog, let erop of je het zelf doet). Ik zal hier later, in een andere column nog op terugkomen. Het is te leuk om er nu al over te schrijven, ik bewaar het nog even.

Dit keer lijkt niemand zich druk te maken of ik wel of niet meeluister. Terwijl we zitten te eten, de dampende borden zijn zojuist bij ons afgeleverd, vang ik ergens achter mij op dat een mevrouw een toetje wil.

‘Doet u mij maar een kinderijsje. Maar dan zonder frutsels.’

‘U wilt geen slagroom.’

‘Ik wil juist wel slagroom, maar ik wil geen parasolletje en dat soort dingen.’

‘Prego.’

De eerste gedachte die na deze korte zakelijke discussie bij mij naar boven komt borrelen zou, in elk restaurant behalve het restaurant waar we nu zitten, zijn: waarom vraagt ze niet gewoon om een klein schaaltje vanille-ijs met slagroom.

Ooit heb ik – onderwijl naar een pot zwarte vulpeninkt in mijn hand wijzend – aan een winkelier gevraagd of hij die ook in het blauw had, terwijl ik veel makkelijker om een potje blauwe inkt had kunnen vragen.

Ik zei het al, in elk restaurant zou dat mijn eerste gedachte zijn geweest. Behalve dus in dit restaurant. Ik weet namelijk hoe ze hier het ijs serveren.

Met mes en vork worstel ik mij door de pizza. Hij is erg lekker, alleen had het mes wat scherper mogen zijn. Recentelijk liet een meneer die voor zijn beroep in restaurants eet (om ze vervolgens een cijfer te geven) op televisie zien dat hij precies om deze reden altijd zijn eigen mes bij zich heeft.

Een soort zakmes maar dat een variant die is voorzien van een echt vleesmes. Dat is zo scherp dat hij er mooie dunne plakjes vlees mee kon snijden. Met het mes dat je doorgaans als klant krijgt lukt dat niet. Het vlees raakt tijdens het snijden beschadigd en rafelt aan alle kanten.

Nu ik hier een pizza zit te vermalen, mijn kaken leveren wel goed werk af, vraag ik mij af waarom we zo pietluttig zijn. Waarom moet vlees met een scherp mes in kleine symmetrische plakjes worden gesneden, om vervolgens met grof geweld in stukken te worden gescheurd tussen onze kaken, waarna het in onze ingewanden aan de meeste vreselijke zuren wordt blootgesteld. Tot het sissend en borrelend is opgelost tot een vieze dunne drab. Wat maakt een bot mes dan uit?

We hebben gegeten en gedronken en betaald. Tijd om naar huis te gaan. Ik denk dat ik de volgende keer maar weer afhaal. Terwijl we naar de uitgang lopen hoor ik een bekend gesis en gesputter vanuit de keuken in onze richting komen. We doen uiterst beleefd een stapje opzij, zodat de ober ons kan passeren.

Die mevrouw zonder frutsels heeft – waarschijnlijk zonder dat ze het wist – geluk gehad. Het ijs, ik weet niet wie deze portie heeft besteld, is versierd met twee vrolijk sputterende sterretjes. Je weet wel, kindervuurwerk. Zo wordt het ijs – ook voor volwassenen – hier al jaren opgediend en reken maar dat het hele restaurant naar je zit te kijken als het bij je wordt afgeleverd.