Geplaatst op

Column: Vrijheid

Het is niet makkelijk, dat loslaten. Langzaam maar zeker wordt Laura’s wereld groter en groter. Best eng. Heel erg eng. Vooral als je nèt op het moment dat je de teugels viert, in de krant leest dat amper een straat verderop, op klaarlichte dag, een kind in een auto is getrokken.

Een week later wordt weliswaar aan de melding getwijfeld, er is namelijk geen aangifte van vermissing gedaan en dus neemt men aan dat het de vader wel geweest zal zijn, maar toch, het blijft eng. Doodeng.

Een troost is dat Elvira en ik niet de enige angsthazen in de buurt zijn. Bij het speelterreintje van onze wijk horen we een bezorgd kijkende moeder haar zoontje inpeperen om vooral niet met vreemden mee te gaan. ‘Man in blauwe auto,’ mompel ik meteen en kijk Elvira apathisch aan. Dat stond namelijk in de krant. Hopelijk was dat de vader van het kind.

Laura moet meer vrijheid krijgen. Ze moet haar vleugels uitslaan. En wij ouders moeten een oogje in het zeil houden. Haar waarschuwen voor de gevaren van onze samenleving, zonder haar daarbij te angstig te maken. Argwaan is gezond, te veel angst werkt verlammend. We moeten haar beschermen zonder haar een fobie, straatangst, of mensenangst aan te praten. Moeilijk. Erg moeilijk.

Want hoe leg je aan een vierjarige uit dat de wereld niet zo mooi is en de mensen niet altijd even aardig zijn, terwijl in haar ogen het leven nog één groot feest is? Hoe maken wij duidelijk dat ze zich moet omdraaien en wegrennen voor een meneer die haar een snoepje aanbiedt of vraagt met hem mee te gaan, zonder de indruk te wekken dat de complete mensheid uit een stel monsters bestaat. Een kind dat juist op volwassenen moet kunnen vertrouwen, op hun bescherming zou moeten en mógen rekenen.

Hoe klein het gevaar misschien ook is, waarschuwen moet. Opletten moet. Kijk naar het nieuws, lees de krant. Dan kun je er als ouder niet geruster op worden. Kinderen verdwijnen weleens. Kinderen worden soms teruggevonden. Op wat men een dumpplaats noemt. Ontzielde lichaampjes weggeworpen als oud vuil, ergens op een afgelegen plek in een bos. Weggegooid als onbruikbaar geworden voorwerp, een afdankertje, na eenmalig te zijn misbruikt door een onmens, voor een doel waar ik niet aan wil denken. Zoals pas nog in Engeland. Jessica en Holly.

Hoe vaak lopen wij op een dag wel niet naar het steegje achter ons huis waar Laura vrolijk op en neer fietst? Ik durf niet te gokken. Erg vaak, dat is zeker. Vooral als we haar vrolijke stemmetje niet meer horen. Ze speelt met een jongetje van drie van een paar huizen verderop. Kort geleden kwam daar een vijf jaar oud jongentje van het huizenblok naast het onze bij. En deze week twee jongetjes van het huis recht tegenover ons.

Het is tegenwoordig een dolle boel, daar in dat steegje achter de huizen. In het begin was het heel eng, dat lieve kleine meisje zomaar uit onze tuin, uit ons gezichtsveld, rondfietsend in een stukje van de grote boze buitenwereld. Maar het moet. Het kan niet anders. Inmiddels zijn we er al wat meer aan gewend. Of zullen we het alsnog even uitstellen, er toch nog maar een tijdje mee wachten. Tot ze achttien is bijvoorbeeld. Of is dat nog iets te vroeg?