Op een speelweide is het bij warm weer goed vertoeven. Een knul van amper tien jaar besproeit er met zijn supersoaker een houten speelhuisje. Dat is heel even leuk – maar verveelt vooral erg snel. Hij kijkt spiedend rond, twijfelt geen moment en komt in beweging. Zijn moeder blijkt vlak naast mij te zitten en is uiteraard een veel beter doelwit.
Hij richt zijn geweer. Een waterig straaltje raakt plagend zijn moeders gezicht. Ze weert een tweede, hardere straal met uitgestrekte arm af. Korte, krachtige stralen schieten nu uit het plastic omhulsel tevoorschijn. Mamma schiet overeind en draait zich snel van zoonlief af.
Half in elkaar gedoken, met haar gezicht van hem afgewend, blijft ze stokstijf staan. Dit is geen grapje meer. Geen plagerig straaltje, maar een pesterige hoeveelheid water die in dikke stralen op zijn moeder terechtkomt en haar kleren raken al snel doorweekt. Het bombardement gaat onophoudelijk door en ze laat het zonder commentaar en zonder morren over zich heen komen.
Ook een supersoaker raakt uiteindelijk leeg en het is tijd voor een tankbeurt. De jongen verdwijnt uit beeld. Mamma gaat weer op haar handdoek zitten en samen met haar man begint ze een koek te eten. Dan keert Rambo terug. Al vanaf ver gaat een eerste ferme straal naar zijn moeder. Het bereik van een supersoaker is bewonderenswaardig.
In mijn jonge jaren had ik er graag een gehad, maar ja, in die tijd (dit Krickje heeft inmiddels de respectabele leeftijd van achtendertig bereikt) had je alleen van die lullige kleine waterpistooltjes die om de haverklap leeg waren. Te snel leeg en altijd lek.
Dan kun je nog beter in Australië wonen. Daar schijnen ze zeekomkommers te gebruiken alsof het supersoakers zijn. Zeekomkommers, zijn dat niet heel toevallig beestjes, in plaats van groenige dingen die aan een plantje groeien? Jawel, vertelde collega Stephanie (uit Australië) mij onlangs, maar ze voelen geen pijn. ‘As long as you don’t squeeze them to much.’
Terug naar de speelweide. ‘Ophouden! Nu niet meer, Nico!’ roept mamma met weinig kracht of overtuiging in haar stem. De ondertoon vertelt het joch onbewust “maar je luistert toch never nooit niet naar mij.” In die geest handelt hij dan ook. Een volgende straal treft doel, terwijl het joch langzaam dichterbij sluipt. ‘Ophouden! Nu is het niet leuk meer.’
Zijn vader kijkt vanop de achtergrond meewarig toe. Dat verandert abrupt als ook hij doelbewust in zijn gezicht wordt gespoten. ‘Nog één keer en ik pak hem af!’ roept pappa vermanend. Sproei. Net naast zijn vader. ‘Ik heb je gewaarschuwd!’ Sproei. Mamma krijgt een voltreffer. ‘Ik breek dat kreng in tweeën,’ roept vader, terwijl hij dreigend wijst. Sproei. Nu is pappa zeiknat.
Plotseling vliegt er een steen ter grootte van een flink kippenei door de lucht en raakt zoonlief midden in zijn maag. Hij krimpt ineen. ‘En nu hou je op!’ roept zijn vader, terwijl zijn ogen vuur spuwen.
Ik zou nu een sensationeel verhaal kunnen vertellen. Dat de jongen met de kolf van zijn “watergeweer” zijn vaders hersens inslaat, of dat zijn vader de supersoaker tegen een eik ramt, die zodoende in duizenden onherkenbare stukjes plastic uiteenvalt. Maar zo ging het niet.
Helaas voor mij kregen pa en ma ineens door dat ik hun nauwlettend in de gaten hield. Ze keken schichtig om zich heen en lieten het er verder maar bij. Het joch droop stilletjes af. Op zoek naar een nieuw, gewilliger slachtoffer. Pa en ma gingen weer over tot de orde van de dag. Hoewel, kan ik hier spreken van “orde”?
Tien jaar schat ik het joch. Wat zal dat later worden. Als praten niet helpt en een steen in de buik de enige manier is om zijn getreiter te stoppen. En dit waren nota bene zijn eigen ouders. Wie komt hem tegen als hij een stuk ouder is, het waterspuwend plastic inmiddels ontgroeid. En wat zullen de gevolgen van die ontmoeting zijn?