Net terug van het tuincentrum openen we de achterdeur om van het mooie weer te genieten. De parasol wordt uitgeklapt, het kinderbadje opgeblazen en gevuld, de barbecue alvast uitgestald en het belangrijkste – met een boek en mijn Psion zakcomputer onder handbereik, ga ik lekker in de schaduw onder het zonnescherm zitten.
Laura duikt het water in, Elvira gaat puzzelen en ik begin dit verhaaltje in te tikken.
Dan gaat enkele huizen verderop een achterdeur open en klinkt een luid ‘Gefeliciteerd!’ Ik kreun en mijn schouders zakken omlaag. Nee hè! Ik kom hier voor mijn rust!
Ik wist dat het een slecht idee was om eerst naar het tuincentrum te gaan. ‘s Morgens is dé tijd om lekker in de tuin te zitten. Nog niet zo heet en lekker rustig omdat iedereen op bed ligt, boodschappen doet, of met andere dingen bezig is. Juist nu ontwaakt de straat.
Weg rust. De muziek gaat aan. Natuurlijk is dat gezellig als je een feestje geeft. Wel minder gezellig voor ons, vooral omdat het bezoek meteen harder gaat praten om bovenuit de muziek te komen, waarna de versterker wordt uitgedaagd om daar weer bovenuit te komen. De versterker wint meestal is mijn ervaring.
We hebben geluk. Na een tijdje gaat de muziek zowaar uit. De vraag is alleen: hoelang duurt dat geluk. Elk moment kan de muziek weer losbarsten.
Bij deze verjaardag voert één stem de boventoon. Praten de meeste aanwezigen op normaal volume, deze vrouw lijkt op een overvolle markt een wanhopige poging te wagen publiek te trekken. Ongehoord zo hard als zij praat. Ze kan met gemak zonder microfoon of versterker in Carré optreden.
Zo leren wij, als onschuldige toehoorders, dat ze net terug is uit Suriname. Dat moeten wij in de vorm van een drie uur durende monoloog aanhoren. Elke zin begint met: wij zijn, wij hebben, wij deden, het is daar, ze hebben daar, het weer is er, de natuur is er, de prijzen zijn er, de mensen zijn er. Vul zelf maar aan.
Plotseling zwijgt ze, waardoor de overige aanwezigen de kans hebben om iets te zeggen. Heel even maar. Daarna schalt haar stem opnieuw over de tuinen. Dit fenomeen herhaalt zich een paar keer.
Stiekem krijg ik het idee dat iemand af en toe stiekem haar batterijen weghaalt voor een beetje rust en ze dan, met tegenzin, weer terugplaatst. Ze gilt verbolgen: ‘Hé! Zijn jullie zonder mij aan de barbecue begonnen!’
Wat een mens! Ze denkt vast dat de hele wereld om haar draait.
‘Wat ben je bruin,’ hoor ik via vers aangekomen bezoek.
‘De zon was daar ook zo-o-o-o-oh heet!’ gilt ze in extase. ‘Weet je, we zijn net terug uit Suriname. Elke dag aten we poespas schaafijs.’
Ik vraag mij af waarom ze het niet op een bandje zet. Veel makkelijker, toch?
Even later gaan ook wij aan de barbecue en komt in de tuin verderop opnieuw vers bezoek binnenlopen. De vakantiebelevenissen vliegen opnieuw door de lucht.
‘Toen ik gisteren uit Suriname terugkwam had ik bijna geen lichaam meer over!’ besluit ze met luide, klaaglijke stem.
Ik kan mij niet langer beheersen en roep in een impulsieve bui: ‘Wat zou het hier dan heerlijk rustig zijn geweest!’