Fotografen kopen vaak lenzen van ver boven de duizend euro, soms zelfs van meerdere duizenden euro’s. Deze objectieven zijn zo duur omdat ze extra lichtsterk zijn en je er erg scherpe beelden mee maakt. Vervolgens doen die fotografen erg veel moeite om nagenoeg het hele beeld wazig te maken. Klinkt dat logisch?
Het is vast geen verrassing dat een dure lens meestal beter presteert dan een goedkoper exemplaar, laat staan het instapmodel. Van duurdere objectieven mag je verwachten dat er minder vervorming optreedt en dat je scherpere en gedetailleerdere beelden krijgt. Ze zijn niet alleen duur, maar ook een stuk groter en zwaarder. Vooral lichtsterke lenzen zijn erg populair. Al blijkt het bij niet iedereen om die extra lichtsterkte te gaan. Of althans, niet direct, maar alleen indirect.
Een lichtsterk objectief heeft een diafragma (lensopening) die je extra ver kunt openzetten. Er stroomt dan meer licht door de lens. Handig in het donker zou je denken. Want dan kun je langer mooie foto’s vanuit de hand maken, zonder dat er bewegingsonscherpte optreedt. Een bijkomend effect, is dat de scherptediepte bij zo’n grote lensopening flink afneemt. Oftewel, er komen minder dingen scherp op de foto te staan.
Vandaar dat je op internet talloze modelfoto’s, portretfoto’s en macrofoto’s voorbij ziet komen waarop de omgeving volledig onscherp en onherkenbaar is. Je ziet hooguit nog wat vage kleuren of contouren op de achtergrond.
Met andere woorden, je geeft eerst een kapitaal uit aan een lens met een perfecte beeldkwaliteit. Om vervolgens vrijwel alles zo onscherp mogelijk op de foto te zetten. Opvallend veel fotografen hebben last van dit bokeh-virus. En dat zijn heus niet alleen maar beginnende fotografen. Bokeh is overigens een term waarmee je aangeeft hoe mooi de overgang van scherpte naar onscherpte verloopt.
Natuurlijk staat een wazige achtergrond vaak mooi. Mits goed uitgevoerd. Mits functioneel en het dus iets toevoegt. En niet alleen maar is gedaan voor effectbejag. In de basis is maximale onscherpte weinig meer dan een eenvoudig technisch trucje (dat je wel heel veel geld heeft gekost). Je pakt gewoon een lens met een wat langer brandpunt, zet het diafragma volledig open, kruipt dicht op je onderwerp en drukt af. Iedereen kan het.
Een kleine(re) scherptediepte is perfect om de aandacht naar het onderwerp te leiden. Bijvoorbeeld als de omgeving anders te veel afleidt. Maar dat betekent niet dat je altijd maar alles volledig wazig moet maken. Het is geen aan-uitschakelaar. Je mag gerust variëren. Doseren. Het technische middel slimmer inzetten.
Bij portretten zie je bijvoorbeeld vaak dat geprobeerd is één oog scherp op de foto te krijgen. Kijk je wat aandachtiger, dan blijkt soms alleen de wimper, een wenkbrauw, of zelfs de wang of de neus er per ongeluk scherp op te staan. En het oog dus net niet. Maar dan nog. Waarom mogen niet beide ogen scherp zijn? Of meer van het gezicht? Want is dat niet het hoofdonderwerp?
Waarom is zo vaak slechts een half bloemblaadje scherp en niet het hele blaadje of de complete bloem? En wilde je echt per se dit exemplaar en dit specifieke stukje scherp hebben, of is het meer dat de camera toevallig dit detail uitkoos en je het wel prima vond? Mij is het vaak niet helemaal duidelijk.
Best vreemd. Zodra iemand een portret-, model- of macrofoto maakt, lijkt het wel of zonder na te denken meteen de omgeving en achtergrond zo onscherp mogelijk wordt gemaakt. Omdat het moet. Omdat het zo hoort. En dat bij een landschapsfoto ineens wel alles scherp op de foto moet komen. Ook weer omdat iedereen dat zo doet. Het lijkt een automatisme. Er wordt niet nagedacht over wat het beste past in een specifieke situatie.
Scherptediepte is een middel om duidelijk te maken wat het hoofdonderwerp is. Het is geen doel op zich. Er bestaan overigens meer manieren om duidelijk te maken wat het hoofdonderwerp is. Dat kan bijvoorbeeld via kleurgebruik, het werken met licht en donker, wat zet je waar in beeld, spelen met het standpunt en door gebruik te maken van inleidende lijnen (al dan niet denkbeeldige).
Met andere woorden: je kunt er ook voor kiezen om juist slim gebruik maken van de omgeving, in plaats van hem altijd maar te veranderen in een wazige blob. Hiermee voeg je context toe. Je laat het (hoofd)onderwerp zien in relatie tot bijvoorbeeld de woonomgeving, werkomgeving, of leefomgeving. Ideaal voor portretten, dierenfoto’s en macrofoto’s waarmee je een mooi verhaal wilt vertellen. Waarschuwing: dit is wel een stuk moeilijker dan simpelweg alles onscherp maken wat je niet bevalt.
Een voorbeeld om te illustreren wat ik hiermee bedoel. Laatst sprak ik een fotograaf na afloop van een love shoot. Het aanstaande bruidspaar had zelf een schitterende Urbex-locatie uitgekozen. De fotograaf sprak zijn verbazing uit over de fotokeuze van het stel. Want bij hun favorieten zaten niet de foto’s die hij met zijn gloednieuwe, lichtsterke en best wel dure 85 millimeter f/1.2 lens maakte. Foto’s waarop hij de achtergrond volledig in vage kleuren en contouren had laten veranderen.
Nee, juist de sporadische foto’s die hij met een milde groothoeklens en een kleinere lensopening en dus meer scherptediepte maakte, vielen enorm in de smaak. Op deze foto’s zie je het aanstaande bruidspaar met op de achtergrond allemaal kleurrijke graffiti, grafische elementen en kenmerkende details van de vervallen fabriek. Het paar staat er haarscherp op. De achtergrond is lichtjes vervaagd, waardoor het prima herkenbaar is en niet afleidt van het poserende stel.
Op mij kwam de fotokeuze van het aanstaande bruidspaar logisch over. Immers, dit was precies de reden waarom ze deze locatie uitkozen. Want zeg nou zelf. Als je alleen wat vage kleurvlakken en contouren op de achtergrond wilt hebben. Is het dan niet veel eenvoudiger om je model of macro-onderwerp in een (thuis)studio voor een gekleurde achtergrond te fotograferen? Waarom helemaal naar een schitterende locatie of een verre stad afreizen als het toch niet enigszins herkenbaar op de foto komt?
Nog niet helemaal overtuigd? Lees dit humoristische artikel op Fstoppers over Bokeh-fluenza vooral even door.