Geplaatst op

Column: Gewoon gek

Vroeger kwam je wel eens iemand tegen die hele gesprekken hield met zichzelf. Iemand die een vraag stelde en meteen ook het antwoord gaf. Een antwoord dat meestal nog vreemder en onbegrijpelijker was dan de vraag zelf. Die persoon was niet helemaal goed bij zijn hoofd, wist je dan.

Tegenwoordig loopt iedereen tegen zichzelf te praten en dat vinden wij heel normaal. Bellen doe je namelijk bij voorkeur op straat, in een stampvolle tram en onder het afrekenen bij de kassa. Bellers herken je aan een bungelend snoertje, maar het kan ook zijn dat er een knipperend blauw ding aan het oor geklemd zit. The Borg uit de serie Star Trek. Alleen nog een oog ombouwen tot camera en de rechterwijsvinger vervangen door een joystick.

Kort geleden kwam ik een vrouw tegen met een heuse kooiconstructie rond haar hoofd. Ik sprak haar hier voorzichtig op aan (‘wat heb jij daar nou zitten’), waarop ze een tikje beledigd antwoordde dat het haar bloetoet was. Ze keek me daarbij aan alsof ze zich afvroeg of ik van Mars kwam. Het bleek dat ik enkele als Mikado in het kapsel gestoken haarpennen per abuis had aangezien voor een antenneconstructie. Het had niets met het blauwe lichtje aan haar oorlel te maken.

Vandaag slenter ik op mijn gemak door het bos. Een eenzame man komt mij tegemoet. Keurig in het pak gestoken. Colbert geopend. Een hand in de broekzak, de andere hand zwaait en zwiert terwijl hij praat. Typisch een zakenman, denk ik nog. Maar ik mis iets. Niet alleen bij zijn oor, maar ook in zijn ogen. De wat vreemde blik en het ontbreken van een oorklem stellen mij gerust. Eindelijk weer eens een normale gek.