Geplaatst op

Column: Kwebbeltje

We maken een ritje met de auto. Alle rode auto´s worden geteld. De blauwe zijn al aan de beurt geweest. “Waar gaan we naartoe? Zijn we er al? Ik kan al zonder kinderzitje. Mag ik nog een snoepje? Kijk daar rijdt een politie. Ik ben gestoken door een mug. Eén, twee, v… Een, twee, drie, pappa, ik heb zes bulten. Dat is van een vrouwtjesmug. Die heeft me flink te pakken gehad, zeg! Mannetjesmuggen steken niet, hè pappa. Zijn we er al?”

Ga je met Laura (5) boodschappen doen, dan presteert ze het om pratend de deur uit te gaan en een uur later pratend weer binnen te komen. Haar mond, die staat geen seconde stil. Alles wordt becommentarieerd, alles wordt benoemd, alles bedolven onder een laagje woorden. Dat heeft ze al van jongs af aan. Ik kan mij niet herinneren dat ze heeft moeten leren praten. Bij de verloskundige luisterden wij niet naar een ruisend hartje, nee, wij kregen een uitgebreid verslag van haar belevenissen. Ze heeft haar eigen naam gekozen, de geboortekaartjes uitgezocht, een korte maar indrukwekkende speech gehouden op onze bruiloft (daar waren wij met z’n drietjes; Laura slechts waarneembaar als een lichte uitstulping van haar moeders buikwand).

Later, op bezoek bij het consultatiebureau. Een arts loopt de wachtkamer binnen en begint iets in een archiefkast op te zoeken Al snel draait zich verbaasd om. “Kijk, die mevrouw maakt een kast open. Het is een dokter. Ze heeft ook zo’n kijkding om haar nek, ik heb er ook een, hè pappa. Ze zoekt iets, er zitten allemaal mappen in de kast…” Werkelijk alles wordt door Laura van commentaar voorzien. Dit heeft de arts volgens eigen zeggen nog nóóit meegemaakt. En ja, in die tijd vonden wij het nog leuk dat Laura op die leeftijd al complete verhalen rondstrooide. Toen was het nog bijzonder. Nu vragen wij haar met regelmaat en niet altijd even vriendelijk of ze een tijdje haar kwek kan houden.

We maken dus een ritje met de auto. Alle rode en blauwe auto’s zijn geteld. Laura kwekt en kwekt. De hoogste tijd om ferm op te treden.

“Laura, kijk nou eens gewoon uit het raam en houd tien minuten je mond!”

“Ja, pappa.”

Mooi.

“Zijn we er al?”

Nou, we zijn nog maar amper de wijk uit, rijden net de snelweg op, verlaten die straks over ongeveer een half uur, dan moeten we nog een kwartier door de polders en dán en niet eerder dan dán, zijn we er. Leg dat maar eens uit.

“Laura, voor elke zin die je zegt, ga je vanavond één minuut eerder naar bed. Begrepen?”

Dat lijkt misschien een lichte straf. Eén minuut per keer. Met aftrek van voorarrest.

Vijftien heerlijke seconden is het heerlijk stil. Op wat motorgeronk na.

“Je bent lief, pappa.”

“Eén.”

“Maar je bent heel lief. Dat telt toch niet mee?”

 “Twee minuten eerder naar bed.”

“Nee, pappa!”

“Drie.”

“Dan vind ik je niet meer lief.”

“Vijf.”

“Vier! Je slaat er eentje over!”

“Zes”.

“Nou hoor. Ik vind dit niet leuk.”

“Zeven.”

Ergens rond de dertig geef ik het op. Er is geen beginnen aan. De straf scheld ik haar maar kwijt. Zie het als een proefproces.

Een nieuwe dag. Een nieuwe poging. We maken er nu een wedstrijd van. Tijdens de maaltijd wint degene die als laatste iets zegt. Om vals spelen te voorkomen wordt elk geluid als sabotage gezien, behalve hoesten, niezen en hikken. Een aarzelend boertje is dus al voldoende om te verliezen. Het is direct heerlijk rustig aan tafel. We eten vandaag in de tuin en ik hoor blaadjes ruizen in de wind, vogels zingen, een auto die in de verte voorbijrijdt, natte kauwgeluiden naast mij, mijn darmen die pruttelen.

Dan valt het eerste woord. De stuwdam breekt. Net als bij antibiotica is Laura binnen de kortste keren immuun voor wat eerst nog een wondermiddel leek. Ik moet op zoek naar een nieuw medicijn. Nu schijnt Hansaplast binnenkort nieuwe, extra grote, zeer sterke ‘spraakvaste’ pleisters op de markt te brengen…