Laatst had ik een discussie met een bekende schrijver. Een van zijn boeken gaat over klonen, het is een spannende thriller. Aangezien mijn tweede roman, inmiddels enkele jaren oud, ook over klonen gaat, lag een gesprek van schrijver tot schrijver voor de hand. Mijn verhaal gaat een stapje verder dan klonen alleen. Het is de ultieme verjongingsbehandeling. Door lichaamseigen organen te kweken, heb je altijd een reservevoorraad. Door een heel lichaam te kweken, kun je “overstappen” zodra je oude lichaam is afgedragen.
Heel simpel. Door je geest over te zetten op je eigen, jongere lichaam. Genoemde schrijver hield zich liever bij de feiten. Bij wat mogelijk is. Zo zie je maar, iedereen zijn eigen smaak. Overigens kwam ik na voltooiing van mijn roman tot de ontdekking dat er een aflevering van de Wrekers bestaat, ik geloof zelfs nog in zwart-wit, waarin soortgelijke dingen gebeuren. Dus zo uniek was mijn idee nu ook weer niet.
Dat is meteen een van de lastige factoren van schrijver zijn. Want origineel willen zijn, vergeet het maar. Je kunt het zo gek niet bedenken, of iemand is je voor geweest. Je kunt hooguit een eigen invulling geven. Een eigen verhaallijn, stijl, of onverwachte wendingen. Het gevaar van rondlopen met een levendige fantasie, is ook nog eens dat de mensen in je omgeving je argwanend aankijken. Of je wel goed bij je hoofd bent. Zo’n man met van die gekke ideeën.
Maar dan lees ik een artikel in de krant. En wat blijkt? Wetenschappers verwachten dat computers binnen vijftig jaar zo krachtig zijn, dat het mogelijk is om “de menselijke geest” in een computergeheugen op te slaan. Stel je eens voor! Er bestaat een oud SF-verhaal, waarin de kapitein van een sterrenschip allerlei modules in zijn hoofd heeft zitten, met daarin de geesten van overleden kapiteins (en ja, toen ik dit als jonge jongen las, vond ik dit een gek en ook best wel eng idee). In lastige situaties kan er zo overlegd worden, immers, zijn voorgangers hebben een schat aan kennis en ervaring opgedaan tijdens hun levens tussen de sterren.
Nu is er wat mij betreft wel één ‘probleempje’. Kijk, ik ben te oud om dit nog te gaan meemaken, maar dat is niet waar het hier om gaat. Dat ‘probleempje’ is meteen ook mijn grote bezwaar bij de virtuele werelden uit de Anderland-boekenreeks. Want stel dat ik onsterfelijk wil zijn – en ik wil dat niet, laat dat duidelijk zijn, maar stel… Dan wil ik wel zélf doorleven. Niet dat een kopie van mij dat doet. Want dat is het. De inhoud van mijn hoofd wordt gekopieerd, en niet verplaatst, naar een ander lichaam of een computergeheugen. Dus mijn kopie leeft voort, en ik ga dood. Hoewel het voor mijn kopie zal aanvoelen alsof hij mij is, heb ik daar als individu natuurlijk helemaal niets aan!
Nee, dan is dat in mijn eigen roman toch een stuk beter geregeld. Daarin wordt een methode gebruikt waarbij je zélf alle voordelen hebt. Desnoods oneindig vaak spring je van lichaam naar lichaam. Lang leven de fantasie! Hoewel? Laat ik nooit meer horen dat ik gekke ideeën heb en dat het nooit zover zal komen…