Zodra je een felle lichtbron in beeld neemt, is de kans groot dat er lensflare in een foto ontstaat. Maar wist je dat je deze vreemde lichteffecten ook kunt krijgen terwijl er helemaal geen lichtbron in beeld is te zien? Hoe komt dit en vooral ook: wat doe je eraan?
Hoe ontstaat lensflare
Lensflare treedt op als er fel licht op het voorste lenselement van een objectief schijnt. Door interne reflecties (in het objectief dus) krijg je dan allerlei vreemde lichtverschijnselen in de foto te zien. Dit kan zowel overdag (felle zon) als ’s avonds en ’s nachts (felle lampen) gebeuren. Als je het bewust en creatief gebruikt, kan lensflare best mooi staan. Bijvoorbeeld om een sfeervolle portretfoto te maken. Maar vaker treedt lensflare op terwijl het helemaal niet de bedoeling is. Dan wil je het liever voorkomen. Hoe doe je dat?
Zo voorkom je lensflare
De meeste lensflare raak je kwijt door een felle lichtbron zoals de zon of een lantaarnpaal uit beeld te houden. Dat kan op meerdere manieren. Je kunt de camera van de lichtbron wegdraaien, een stukje inzoomen tot de lichtbron buiten het beeld valt, of je neemt een iets ander standpunt in zodat je er geen last meer van hebt.
Lukt dat niet of kan het niet? Probeer de camera dan zo te houden dat lensflare het minst zichtbaar is, of op een plek terechtkomt waar je het met een fotobewerker later makkelijk kunt wegpoetsen. De camera een fractie draaien of kantelen is vaak al genoeg. Overdag heb je eigenlijk alleen last van de zon, één lichtbron dus. Maar ’s avonds en ’s nachts zijn er overal lichtbronnen. Zoals lantaarnpalen en schijnwerpers. Dan is het moelijker om ze allemaal uit beeld te weren en zal dat niet altijd lukken.
Waas over de foto
Een bijzonder verschijnsel is dat er bij tegenlicht een waas over (een deel) van de foto kan verschijnen. Alsof er plaatselijk een mistbank hangt. Of er lopen vanaf één zijde van de foto allemaal lelijke strepen door het beeld . Bijzonder is dat dit vooral gebeurt als er helemaal geen felle lichtbron in beeld is te zien. Bijvoorbeeld omdat je zoiets als een lantaarnpaal expres buiten het beeld zet. Hoe komt dat?
Ook al zie je de lichtbron nu niet meer, het licht valt nog wel op het voorste lenselement. Dit los je op door de lichtbron nog iets verder uit beeld te plaatsen. Wat ook kan is het strooilicht met je hand afschermen. Je ziet vanzelf dat je goed zit zodra je de schaduw van je hand op de (buitenzijde van de) zonnekap ziet verschijnen. Dat is namelijk het teken dat je de lichtbron tegenhoudt. Let wel op dat je hand nu niet op de foto komt, want die zit nu vlak bij de beeldrand.
Lensflare vroegtijdig ontdekken
Het is vaak lastig om lensflare meteen te ontdekken, dus voordat je de foto maakt. Door de optische zoeker van een spiegelreflex zie je het namelijk niet zo goed. Werk je in Live View (via het camerascherm) dan gaat het al een stuk beter. Vooral via de digitale zoeker van een systeemcamera is het verschijnsel erg eenvoudig en goed te zien. Voordat je de foto neemt kun je dus al actie ondernemen.
O ja. En gebruik dus altijd je zonnekap. Ook ’s avonds en ’s nachts. Want ook al is er dan geen zon, er zijn overal felle lichtbronnen. Zonder dat je er erg in hebt sta je misschien wel pal naast of onder een lantaarnpaal. Zonder lenskap straalt die onbelemmerd op het lensoppervlak.
Overigens helpt een zonnekap alleen tegen lichtbronnen die buiten beeld staan. Wat in beeld staat kan het nooit tegenhouden.
Meer weten over avond- en nachtfotografie? Samen met Jeroen Horlings heb ik hier een boek over geschreven. Het is uitgebracht door uitgeverij Van Duuren Media. In het boek Avond- en nachtfotografie vind je alles wat je nodig hebt om ‘s avonds en ‘s nachts de prachtigste foto’s te maken.