Geplaatst op

Column: Westkapelle

Als ik aan Zeeland denk, denk ik aan Westkapelle. Een klein plaatsje aan het einde van de wereld, verstopt achter een immense dijk. Het ligt niet in Zeeland, het ís ZeeLand. Letterlijk. Zee grenzend aan land, land grenzend aan zee. Aan zeezijde slaan manshoge golven met geweld tegen de verharde dijk te pletter, aan landzijde liggen dakpannendaken glimmend in het zonlicht, diep onder diezelfde dijk, veilig en beschut tegen water en wind. Helaas niet tegen bommen, want in de tweede wereldoorlog is de dijk door onze bevrijders gebombardeerd in een poging Walcheren te laten overstromen.

Westkapelle ligt aan het uiterste puntje van het Zeeuwse eiland Walcheren, als een soort baken, ver vooruit geschoven in de Noordzee. De Westkaap. Staande op de hoge dijk die zich om Westkapelle kromt, waan ik mij aan het einde van de wereld. Hier houdt alles op. Binnendijks ligt het kleine plaatsje met zijn voornamelijk rode dakpannendaken in de diepte onder mij. Alleen de imposante vuurtoren steekt prominent boven alles en iedereen uit. De dijk kromt zich als een (halve) hoepel richting het oosten. Hier op de dijk is pas goed te zien dat dit het uiterste punt van Walcheren is. Eigenlijk sta ik hier midden in de zee, tientallen kilometers verwijderd van het vasteland. Toevallig ligt hier een lapje grond met een dijk eromheen zodat ik geen natte voeten krijg. Het verklaart meteen de kracht die het water achter mij op de dijk uitoefent. Want daar bevindt zich de kolkende Noordzee. Westkapelle is één grote golfbreker.

De scheiding tussen land en water bestaat hier uit één enkele dijk. Een twaalf meter hoge en behoorlijk brede dijk, die aan de ‘natte kant’ flink is verstevigd met betonblokken, keien, gaas en teer. En toch is het voor iemand als ik die hier heel af en toe een dagje naartoe komt om rond te kijken een  behoorlijk angstaanjagende aanblik. Want zelfs met de bescheiden windkracht tijdens mijn huidige bezoek, kolkt en bruist de zee slechts luttele naast een voormalig schoolplein. Enorme golven slaan te pletter tegen de dijk en de overbekende Zeeuwse paaltjesdammen.

Groepjes toeristen wagen zich met veel bravoure dicht, veel te dicht, op het aanstormende water en moeten dit – rennend, luid brullend, schreeuwend zelfs – niet zelden met een nat pak bekopen. Daar blijft het gelukkig bij. Hoe woest en wild de zee ook is, mijn doembeeld van door torenhoge golven meegesleurde toeristen komt gelukkig niet uit. In ieder geval niet vandaag. Bijna van de dijk geblazen, een laagje vochtig zout op gezicht en handen, de lens van mijn camera die elke halve minuut in matglas verandert, waardoor ik met poetsdoekjes in de weer blijf, ik vind het allemaal prachtig. Dít is Zeeland. Als ik aan Zeeland denk, denk ik aan Westkapelle.