Geplaatst op

Column: Vind maar een gaatje

Vooraan staan is het beste. Dat moet haast wel, want velen proberen dit dagelijks te doen. Dat is natuurlijk niet voor niets, al die moeite. Het is gewoon beter. Maar beter dan wat? Ik denk zelf dat ze dénken dat ze vooraan willen staan, maar in werkelijk iets heel anders willen. Ze doen het (letterlijk!) zonder erbij stil te staan.

Ik wil mijn auto kwijt op een groot parkeerterrein op Schiphol. Nou, van grote parkeerterreinen hebben ze daar wel gehoord. Haal de auto’s eraf en je kunt er een kist met Jumbojets op kwijt. Na een positieve irisscan, een aarzelende vingerafdrukherkenning, dubbele data-analyse, het geven van de achttien benodigde wachtwoorden en vooral het injecteren van mijn pinpas en drukken op ‘Ja’, gaat de slagboom dan eindelijk omhoog. Die actie kost mij alleen wel een berg geld. Het ding gaat trouwens niet eens echt omhoog. Dat zou ook wel een raar gezicht zijn, zo’n zwevende slagboom.

Zo ver ik kan kijken (zover van kijken sprake is met al die geparkeerde auto’s) strekken lange rijen prijzig blik zich voor mij uit. Direct achter mij passeert een tweede auto de slagboom. Het vreemde is alleen, dat ik minuten eerder het parkeerterrein afloop dan de man achter mij. Hoe kan dat?

Ik rijd eerst een flink stuk door, langs de overvolle rijen, tot ik links of rechts enkele gaten begin te zien. Pas dan schiet ik een zijsteegje in en parkeer de auto. Dat gaat lekker makkelijk en snel. De meneer achter mij wil graag vooraan staan en dat is op dit specifieke parkeerterrein vlak na de slagboom. En dus slaat hij meteen de eerste de beste rij in en zigzagt en slalomt vervolgens het hele terrein over, tot hij eindelijk het punt bereikt waar mijn schoenzolen minuten eerder het asfalt hebben ontmoet.

Nederland wil blijkbaar graag op de eerste rang zitten. Staan. Is de voetgangersuitgang helemaal rechts achterin de parkeergarage? Dan wil iedereen precies daar staan. En dat kan nu eenmaal niet. Althans niet zonder aanzienlijke blikschade. Het erge is, had men bij het aanrijden voor de twééde, derde, of vierde rij gekozen, dan was een plekje vooraan wel degelijk mogelijk geweest.

De vraag is dus, wat wil je: halverwege of achteraan staan op de voorste rij, of bijna vooraan staan bij een andere rij en daardoor alsnog veel dichterbij staan. Wil je oeverloos over een parkeerterrein laveren, vele minuten verliezen en dan als beloning nog steeds een flink stuk moeten lopen? Of wil je heerlijk ontspannen en in een fractie van de tijd direct een plekje vinden dat zich ook nog eens vlak bij de uitgang bevindt.

Een plaatje kan een en ander vast drámátisch verduidelijken (dat heb ik van de Amerikanen: “dramatically” improved, with “dazzling” graphics). Alleen heb ik dat niet, zo’n plaatje. Maar… veel mensen gaan naar de Efteling. Dat mag ook een ander attractiepark zijn of de dierentuin. Een groot winkelcentrum is ook prima.

Let de volgende keer eens goed op tijdens het naderen van zo’n groot parkeerterrein, want het is best een grappig gezicht. De meeste auto’s staan namelijk in een soort driehoekformatie opgesteld. Het puntje ervan begint ergens in de buurt van de inrijdslagboom, de brede basis ligt pal naast de ingang van de locatie. Terugwerkend vanaf de hoofdingang worden de rijen dus telkens een paar auto’s korter. Rijd dus niet blindelings over ‘de eerste strook’ helemaal tot vooraan om daar kansloos te gaan zigzaggen.

Zwenk juist meteen of in ieder geval een stuk eerder af naar een van de verder gelegen rijen en tuf daar door tot je halverwege of zelfs tegen het einde kunt aansluiten. Daar staat namelijk geen hond, terwijl je luttele meters van de ingang staat. Tijdens topdrukte werkt deze truc helaas niet, dan moet je niet met de auto komen, of beter nog, lekker thuis blijven. O, en bij de wachtrijen van attracties gelden andere regels hè. Daar wel netjes aansluiten in de zigzaghoofdrij.