Geplaatst op

Column: Mazzel hebben

Een clubje jongelui hangt ’s avonds rond bij onze auto. Gejoel, geduw, grote monden en stoere verhalen. Zoiets loopt niet zelden uit in rottigheid die iemand buiten dat clubje veel geld kost. Mij bijvoorbeeld. Reden te meer om even een oogje in het zeil te houden. Alsof ik helderziend ben, zet een jochie juist op dat moment zijn fiets met zwaar beladen krantentassen op de zijstandaard. Pal naast mijn auto. Nu heb ik nogal nare ervaringen met een krantenbezorger die mijn auto als fietsenrek heeft gebruik (zie column Fietsenrek). Mijn hand is dan ook al op weg naar de deurklink om te waarschuwen dat beter niet te doen, maar het kwaad is al geschied.

Daar staan we dan. In het donker starend naar een portier. Allemaal krassen en deuken die er eerst niet zaten. Glanzende autolak zit overal aan het fietsstuur.

Een buurman komt aanlopen, laat zijn licht eventjes over het portier gaan, bergt zijn vingerlampje weer op en verdwijnt zwijgend zijn huis in. Het jochie van een jaar of tien dat mijn auto als fietsenstalling heeft gebruikt, hij is trouwens niet de eerste dit jaar, loopt met mij mee ons huis in. Want even een adresje noteren is natuurlijk wel zo handig. Hij kijkt niet blij, zijn ogen zijn nat en glanzend. Troostende woorden helpen niet en cola of andere frisdrank wil hij niet. Prikkende ogen heeft hij al.

Buiten wordt de sfeer grimmiger. Het clubje tieners heeft bedacht dat één vallende fiets altijd exact één verticale kras oplevert. Blijkbaar hebben ze er ervaring mee. Ik ga niet met ze in discussie, want daar hebben we verzekeringsexperts voor uitgevonden. Alleen kom ik er niet zo makkelijk vanaf. Want nu worden de ouders van de jochies erbij gehaald. Heb je dat weleens meegemaakt, dat baldadige jongelui ineens om hun ouders roepen?

‘Wat mot je?’ vraagt er eentje aan wat mogelijk zijn zoontje is. Ondertussen kijken enkele ouders schaapachtig naar het in duisternis gehulde portier en halen ongeïnteresseerd de schouders op. Waarna met onvervalst Amsterdams accent volgt: ‘Roepen jullie ons voor zoiets? Daar is de verzekering voor.’

Daarna verdwijnen de ouders, die ik overigens niet ken, even geruisloos weer van het toneel als dat ze zojuist verschenen zijn. Uitgerekend in het huis van mijn van een zaklampje voorziene en zwijgzame buurman, enkele huizen verderop.

Even later verschijnt zowaar de moeder van de ongelukkige jongen. Je raadt het al uit welk huis ze stapt. Ik denk, nu ze blijkbaar toch in de buurt is (lees: ze is op VISITE bij mijn buurman), trekken we haar er meteen even bij. Dus we praten wat bij ons thuis, schadeformulieren worden ingevuld en de sfeer is vriendelijk en goed. Tot ze vertrekt.

Het venijn zit hem blijkbaar in de staart. Want amper een stap over de drempel van de voordeur, spuugt ze er plotseling nog iets uit, dat haar blijkbaar nogal hoog zit en dat (gevoelsmatig) vooral bedoeld is om gehoord te worden door de buurt: ‘Die krassen kunnen nooit van één fiets zijn. “Iemand” heeft ze daarnet bekeken en die zegt dat het helemaal niet kan. Maar het is wel mazzel hebben voor jou,’ bijt ze mij toe, ‘want dan wordt dat meteen ook voor je gerepareerd. De verzekering betaalt toch.’

Sprakeloos sta ik in de deuropening. Eénmaal raden wie de zogenaamde schade-expert is, de man die blindelings de lumineuze inval van een clubje tieners heeft overgenomen, zonder zelf even logisch na te denken. Dat is uiteraard buurman met zijn sleutelhangerzaklampje en die zelf een auto heeft met het uiterlijk van een maanlandschap. Niet te bevatten dat hij daarnet niet even tegen mij zei: kom effe langs, want zijn moeder is op dit moment bij ons op visite.

Nee hoor, hij zegt geen woord en laat mij met vijftien jochies discussiëren over hoeveel krassen er in welke richting op een autoportier horen te zitten, als daar een loodzware fiets met beladen fietstassen tegenaan klapt. Nooit geweten zeker dat een stuur kan draaien, zodat je niet altijd maar rechtdoor hoeft te fietsen? Dus dat ditzelfde stuur logischerwijs wegdraait onder het gewicht, op het moment dat het tegen een autoportier klapt en er vervolgens langs schraapt?

Kijk, dat iemand per ongeluk een fiets tegen mijn amper een jaar oude glimmende bolide laat vallen, dat kan gebeuren. Maar dat zijn moeder vervolgens, mede ingefluisterd door anderen, mij doodleuk in mijn eigen huis voor leugenaar komt uitmaken, dat kan er bij mij niet in. Vooral het geniepige ervan. Zo tussen neus en lippen door, zodra ze ons huis uitloopt, net nadat we alles kalm en vriendelijk hebben besproken. Als een etterende piercing die plotseling met kracht losschiet.

Goed getimed van haar, dat wel. Want ik kan de mahoniehouten voordeur net niet meer tegen haar schoudertas met in het voorvakje haar smartphone te pletter gooien. En haar dan vriendelijk naroepen: ‘Dat is mazzel hebben voor jou, dan wordt dat meteen ook voor je gerepareerd. De verzekering betaalt toch.’